naar aanleiding van
Zoeken naar de guilty pleasure van de wetenschap

In Verstoppertje spelen met aliens bespreekt Jean-Paul Keulen de uiteenlopende mogelijkheden om te zoeken naar buitenaards leven. Intimi noemen dat SETI: de ‘search for extraterrestrial intelligence’.
Keulen schrijft als wetenschapsjournalist voor onder meer de Volkskrant en Kijk. Hij is dus gewend om lastige wetenschap behapbaar te maken voor een groter publiek en dat merk je tijdens het lezen van zijn boek. Verstoppertje spelen met aliens leest – zelfs voor leken – gemakkelijk weg en bevat de nodige humor én zelfspot.
Want: ‘SETI-bedrijvers’ worden toch wel als de ‘cowboys van de wetenschap’ gezien, grinnikt Keulen. ‘Laatst gaf ik een lezing voor amateurastronomen. In eerste instantie wilden ze dit onderwerp niet serieus nemen, maar aan het einde van de avond dachten en discussieerden ze volop mee. Zelfs bij sceptici bestaat er fascinatie voor buitenaardse intelligentie. Noem het de guilty pleasure van de wetenschap.’
Waarom spreken aliens of andere vormen van buitenaardse intelligentie zo tot de verbeelding?
‘Het idee van een andere beschaving, een andere stamboom van levende wezens, die misschien een heel andere weg aflegden dan wij … Dat roept nieuwsgierigheid van een andere orde op. Het idee dat er ooit interactie kan plaatsvinden tussen beide beschavingen prikkelt niet alleen astronomen. Als kind had ik al een aan grootheidswaanzin grenzende nieuwsgierigheid naar alles. Toen ik zeven was kende ik alle manen van Saturnus uit mijn hoofd. Daarom besloot ik later als studie maar gelijk het allergrootste – de ruimte – te gaan bestuderen, dan pakte ik de rest hopelijk ook mee …’
Is ons beeld van de sterrenkundige – door een telescoop naar de hemel turen – zwaar geromantiseerd?
‘In mijn hele leven keek ik één keer door een telescoop, bij een studiegenoot die er een op zijn balkon had staan. Sterrenkunde bestaat vooral uit achter een computertje een bak met data doorspitten, die soms niet eens uit het heelal maar uit een simulatie komt. Daar schrijf je vervolgens een artikel over, dat wereldwijd misschien door tien mensen gelezen wordt. Daar had ik geen trek in. Mijn rol is die van journalist, het werk wat mijn vroegere collega’s doen van een afstandje bekijken.’
In Verstoppertje spelen met aliens omschrijft u vele SETI-manieren. Wat heeft volgens u de meeste potentie?
‘Het lastige is dat alle methodes aannames doen over hoe levende wezens zich gedragen. Tevens een onvermijdelijk probleem, want we kennen immers maar één planeet waar leven voorkomt. Zeggen dat er, letterlijk, een universeel idee bestaat waar iedere beschaving aan voldoet, kan hopeloos naïef zijn. Een voorbeeld: onze radio- en tv-programma’s ‘lekken’ straling het heelal in. Buitenaardse beschavingen kunnen die oppikken en vice versa. Alleen: onze moderne technologieën lekken al stukken minder. Als we in de hele geschiedenis van de mensheid misschien maar 150 jaar radiostraling lekken, heeft het niet veel zin om daarnaar te zoeken bij anderen. Zij kunnen immers miljoenen jaren op ons voorlopen. Dan bestaat er maar een héél klein kansje dat we allebei tegelijkertijd aan radiostraling doen.’
Maar wat maakt dan wél kans? Keulen pakt zijn boek van tafel en bladert wat. ‘Ik schrijf ook over grondstoffen delven op een asteroïde, als je eigen planeet ‘op’ is of niet genoeg grondstoffen bezit voor megaprojecten in de ruimte. Dat zie ik meerdere soorten beschavingen doen.’
U rept over enorme afstanden en jaartallen. Niet te bevatten, toch?
‘Omdat ik veel over de ruimte schrijf, krijg ik er bekendheid mee die het behapbaar lijkt te maken. Lijkt, want dat is het natuurlijk niet zo. De maan staat vrij dicht bij de aarde, maar toch nog een slordige 400.000 kilometer. Een afstand waarbij ik geen beeld heb. Dan kan ik zeggen: dat is zo’n 24.000 uur achter elkaar fietsen, maar dat is dan weer een tijd waarbij ik mij niets kan voorstellen. En dan schrijf ik meestal over fenomenen die lichtjaren van de aarde verwijderd zijn. Ons sterrenstelsel heb ik schematisch in mijn hoofd, maar er zijn net zoveel sterrenstelsels in het waarneembare heelal als sterren in ons eigen sterrenstelsel … Mijn hersenen begeven het dan ook.’
Kunt u nog wel ‘normaal’ naar een indrukwekkende sterrenhemel kijken?
‘Zeker. Ik zie én de mooie sterrenhemel, zoals iedereen, én ik besef hoe duizelingwekkend de afstanden zijn. Of waarom die ene ster wat roder is dan de andere. Ik ben mij meer bewust van hoe groot en bijzonder alles is en beleef daardoor misschien wel meer plezier aan een heldere sterrenhemel. Als een kunstkenner door het Rijksmuseum loopt, wordt De Nachtwacht niet lelijker, maar waardeert hij het werk anders, op meer manieren.’
Veel sterrenkundigen zeggen: er zijn zo ontzettend veel planeten, er móét wel buitenaards leven zijn. Biologen zeggen daarentegen dat de kans op het ontstaan van leven zó klein is, dat dat het ‘wint’ van het aantal planeten. Hoe zit dat precies?
‘Biologen redeneren als volgt: om tot een technologische beschaving als de onze te komen, moet het leven door heel wat bottlenecks heen, een aantal zeer zeldzame gebeurtenissen. Bijvoorbeeld: van eencellig naar meercellig leven en van meercellig naar intelligent leven. Misschien is intelligent leven wel een toevallig zijtakje dat het leven op aarde nam en kregen kleinere wezens alleen maar kans op overleven omdat de dinosauriërs kapot gebombardeerd werden door een asteroïde of komeet. Ook de stap van intelligentie naar technologieën ontwikkelen en gebruiken kan een zeldzame zijn. Al met al een flink aantal flessenhalzen die heel smal zijn, wat de kans op leven zoals wij dat kennen miniem zou kunnen maken.’
Heino Falcke is als hoogleraar sterrenkunde een gerespecteerde naam in uw vakgebied. Als christen zegt hij dat het zijn ‘roeping is om de Schepping van God te leren doorgronden’. Wat is uw roeping?
‘Ik deel zijn zoektocht naar antwoorden op de vraag: hoe zit het allemaal precies? Ik zie de wereld om mij heen als een puzzel die zo goed mogelijk opgelost moet worden. Bij mij gaat het dan puur om ‘het weten om het weten’, al is het mooi wanneer dit weten tot nuttige dingen kunnen doen leidt. Verder geniet ik van het mijzelf eigen maken van de wetenschap en deze doorgeven aan anderen, die minder voorkennis hebben dan ik.’
‘Christenen maken zichzelf en hun geloof belachelijk door slechte wetenschap te bedrijven,’ zei Falcke eens. Bijvoorbeeld de oerknal ontkennen. Was dat de reden dat u benieuwd was naar de ‘christelijke insteek’ van dit gesprek?
‘Nee hoor, maar mijn boek gaat totaal niet over de vraag wat buitenaards leven eventueel voor gelovige mensen betekent. Dus dan had ik mij anders moeten voorbereiden. Falcke is een goed voorbeeld van een overtuigd christen die op een heel hoog niveau wetenschap bedrijft. Geloof is geen diskwalificatie voor goede wetenschap. Het moet de waarheidsvinding alleen niet in de weg zitten, door gekleurd een onderzoek in te gaan. Dat gebeurt wel eens. Maar: dat is vanzelfsprekend niet alleen aan gelovigen voorbehouden.’
In december schreef deze krant over een Glocalities Onderzoek: wereldwijd gelooft de helft van de mensen in buitenaardse beschavingen.
‘Grappig, die cijfers kende ik niet. Ze illustreren dat iedereen wel een mening heeft over dit onderwerp. Zelf ben en blijf ik agnost. Wetenschappelijk gezien is het een open vraag, met twee mogelijke antwoorden. We hebben een enorm heelal, met onszelf en verder niets ... Gek idee. Maar dat er ergens anders intelligente wezens zijn is óók nauwelijks te bevatten.’
Van alle landen bleek Nederland overigens het meest sceptisch: 43 procent zegt ‘nee’ tegen aliens. Het andere uiterste: zeven op de tien Russen zeggen ‘ja’.
Lachend: ‘Dan is dit toch het verkeerde land voor mijn boek! Ik zal zo eens met mijn uitgever bellen of er een Russische vertaling kan komen …’ ¦
Jean-Paul Keulen. Uitg. Athenaeum, Amsterdam 2017. 176 blz. € 14,99

