Theater met Arjan van Essen: steeds weer die grens verleggen

Gouda
‘Ik ben Arjan. Gokverslaafd.’ Waarom ben je niet gestopt? ‘Gestopt? Ik ben al zo vaak gestopt, maar steeds begin ik weer.’ Toch leeft Arjan van Essen al tien jaar verslavingsvrij. ‘Niet heilig, wel vrij.’ Zaterdagavond vertelde hij zijn verhaal door zichzelf te spelen in de theatervoorstelling Kop of Munt.
Een voorstelling die de afgelopen maanden veel stof deed opwaaien. Van Essen verloor zijn baan als docent Nederlands bij het Driestar College, omdat de school vond dat theater niet past binnen de reformatorische traditie waarin de school staat. ‘Je moet de wereld niet mijden, maar haar juist wijden’, vindt Tom Hage, zaterdagavond als bezoeker aanwezig. ‘Dat doet Arjan van Essen op deze manier, door zijn verhaal te vertellen.’
onopgemerkt
Een verhaal dat Björn, ook onder het publiek in Gouda, goed kent. Hij was gokverslaafd en zodra hij hoorde van de voorstelling kocht hij een kaartje. Hij sprak af met Arjan van Essen en had aan een enkele blik genoeg om te weten dat hij niet de enige was. Je kunt, anders dan bij drank of drugs, vrijwel onopgemerkt gokverslaafd zijn. Van Essen leefde zelf 25 jaar lang op die manier. Tot de draad brak. Zijn dubbelleven kwam aan het licht. Maar hoe leg je zoiets in het theater uit?
Hij doet het in ieder geval niet alleen. Zijn medespeelster is Maretty van de Mosselaar, die een kritische journalist speelt. Want ja, je hebt natuurlijk wel wat uit te leggen als bijna-ouderling, gezinsman van onbesproken gedrag, keurig docent en onberispelijk SGP’er. Elke verhaaltje dat hij aan zijn kinderen voor het slapen gaan vertelde, liep goed af. Wat kon hem gebeuren? ‘Ik had geld nodig, niet eens om het geld, maar om te doen wat nodig was.’
De verslaving is destructief, leert de voorstelling. Hij wist het natuurlijk altijd wel. ‘Je rookt omdat je niet meer niet kunt roken.’ Van Essen gokte, omdat hij niet meer niet kon gokken.
Tot 8 november 2008. Hij was gebroken en vertelde zijn vrouw alles. Ze bleef bij hem. Zijn school ontsloeg hem dezelfde avond. Vanuit de kerk kwam er bezoek. ‘Zonde, zonde, zonde, dat kreeg ik te horen. Schuld, berouw, inkeer, ontslag, ja, ook toen al. Ik had nog nooit zo veel in één dag verloren. En ik was toch wel wat gewend, hè.’
Hij ging naar De Hoop, een evangelische verslavingskliniek. De journaliste: ‘In één keer halleluja en in de Heer, zeker?’ Van Essen: ‘Rustig even, ze hebben het hoogste slagingspercentage van Nederland: 17 procent.’ In de zaal klinkt wordt gegrinnikt.
Elf verslaafden zaten er in zijn groep. Vier leven er niet meer. ‘Een vader, verslaafd, viel van de trap. Zijn zoon stond bij zijn kist en zei: pap, dat je verslaafd was, dat vind ik niet erg, maar dat ik je nooit gekend heb, dat vind ik zo erg.’ Het was voor Van Essen misschien wel het sterkste motief om nooit meer de drempel van het casino over te stappen.
En Jezus? Ja, Hij was er, vertelt Van Essen op het podium. Het casino in en het casino uit. ‘Ook in mijn verslaving. Misschien zat hij naast me en keek ik de andere kant op.’
‘En jij valt niet meer terug?’, wil de journaliste weten. ‘Of heb je nu iets anders?’
‘Ik loop hard, eerst 5 kilometer, daarna 10, toen de marathon en nu wil ik 250 kilometer.’
Zie je wel, krijgt hij te horen, steeds weer die grens verleggen. Van Essen schopt zachtjes tegen het touw op het podium, dat een beetje verder naar de rand verschuift. <