Veldhuis & Kemper twintig jaar samen op het podium: ‘Je kunt wel zien wie de positivo is’

Matigheid
Richard: ‘Een tourmanager zei ooit tegen mij: ‘‘Jij leeft altijd zo hard.’’ En dat klopt, ik ben onverzadigbaar. Er zijn genoeg dingen die me niet interesseren, maar de dingen die ik doe, doe ik heel intensief. Ik heb vroeger heel hard gerookt, totdat ik acht jaar geleden een hartaanval kreeg. Toen stopte ik, maar nu eet ik bijvoorbeeld heel veel. En ik gebruik van die middelen als Otrivin of Saridon (neusspray, paracetamol, red.).’
Remco: ‘Zoek het woord verslavingsgevoelig op en je krijgt het hoofd van Richard te zien.’
Richard: ‘Ik heb nooit cocaïne of dat soort middelen gebruikt en ik mijd het casino, daar ben ik te angstig voor. Ik ken mezelf. Die gevoeligheid voor verslavingen is een eigenschap die ik het meest vervelend vind aan mezelf.’
Remco: ‘Hierin verschillen we dus. Ik kan heel goed lijnen of zeggen dat ik iets niet wil. Van een licht gevoel van honger kan ik genieten. Ik kan goed afwijzen, kan mezelf makkelijk dingen ontzeggen. Ik durf wel te zeggen dat Richard en ik niet materialistisch zijn.
Oké, dingen moeten goed zijn, bijvoorbeeld de apparatuur die we voor onze shows of liedjes gebruiken. Daar investeren we graag in, maar voor de rest … Zelf woon ik in Bloemendaal, Richard in Zandvoort, twee behoorlijk materialistische plaatsen. Daar wisselen sommige mensen sneller van auto dan van jas, dat is ongelooflijk.’
Richard: ‘Ik vind het heel rijk als je kunt zeggen: schat, het is dinsdag, we gaan vanavond ergens dineren. Als je dat kunt doen, kun je spreken van ultiem geluk. Daar heb je meer aan dan een groter huis of een nog snellere auto. Ik moet denken aan een uitspraak van Epicurus, een Griekse filosoof: ‘Niets is genoeg voor wie genoeg te weinig is.’ En dat is het volgens mij.’
Wijsheid
Richard: ‘We worden ouder, maar je moet jezelf blijven ontwikkelen. In gesprek blijven, vragen blijven stellen, niet denken dat je er al bent, dat je alles weet. In de filosofie wordt onderscheid gemaakt tussen wijs en verstandig zijn. Verstandigheid is wat je met je wijsheid doet. Je kunt wel heel veel weten, maar wat doe je met al je kennis? Je moet je kennis praktisch maken.
Zo vind ik Herman Finkers of Freddie Mercury wijze mensen. Daar heb ik veel meer mee dan een dalai lama. Van hem heb ik een boek naast m’n bed liggen, over zijn ontmoeting met de paus. Mijn hemel, daar is niet door te komen. Dat zijn twee wijze mannen die nooit helemaal hebben geleefd. Die hebben nooit toegegeven aan hun verliefdheid, nooit een hypotheekschuld gehad. En dan vertellen ze aan andere mensen hoe ze het moeten doen. Dat staat me enorm tegen.’
‘Ik draag zelfs een kruisje aan mijn ketting, dat heb ik ooit van mijn vrouw gekregen. Dat kruisje zie ik als een symbool voor al het goede.’
Remco: ‘Ik heb ooit gezegd over ouder worden: ‘Je zicht wordt slechter, maar je blik op wat ertoe doet scherper.’ Daar sta ik nog steeds volledig achter. Ik merk gewoon dat hoe ouder ik word, hoe minder druk ik me maak om dingen. Ik ben wel wat pessimistischer dan vroeger, maar gek genoeg ook meteen milder. Ik laat me niet meer zo snel gek maken. Er is meer innerlijke rust, ik ben blij met waar ik nu ben.
Het is niet zo dat ik iemand enorm bewonder.’ Lachend: ‘Op Richard na dan. Ik zie in heel veel mensen om me heen wijsheid, ik noem dat fractionele wijsheid. Van Richard kan ik het ene moment denken: wauw, hij zegt precies het goede, daar heb ik wat aan, terwijl hij een uur later het meest domme antwoord kan geven.’
Richard: ‘Stop quote!’
Rechtvaardigheid
Richard: ‘Als ik ergens slecht tegen kan, dan is het mensen die misbruik maken van gemeenschapsgelden. Over subsidies die achterover worden gedrukt, verschrikkelijk. Daarin treffen Remco en ik elkaar. We zijn het over veel dingen oneens, maar we zijn het nooit oneens over geld.’
Remco: ‘Ik ga ook heel slecht op oneerlijkheid. Dan kookt mijn bloed. Tegelijk merk ik dat er een bepaalde trend is dat mensen onrecht en zichzelf benadeeld voelen nogal eens door elkaar halen. Dan hebben ze het erover dat ze het heel onrechtvaardig vinden wat hun overkomt, maar eigenlijk voelen ze zich gewoon benadeeld.’
Richard: ‘En je hebt mensen die zich benadeeld voelen, terwijl ik denk: dat valt toch allemaal wel mee. Van die mensen die heel snel roepen: ‘‘ik voel me zo slecht behandeld’’. Die mopperen om niks, zetten hun schouders er niet onder. Dan denk ik: vind je het gek dat dit je overkomt.’
Lees verder onder de foto.
Richard Kemper (links) en Remco Veldhuis in theater Flint in Amersfoort. - beeld Jeroen Jumelet
Remco: ‘Een persoonlijk voorbeeld: ik heb een rechtsbijstandsverzekering. Als ik een conflict heb en iemand maakt zich er heel makkelijk van af, dan heb je aan mij een hele slechte. Ik kan rustig na drie jaar nog iemand opbellen en vragen: waarom heb je nog steeds niet gereageerd? Ik ben niet haatdragend, maar als je doelbewust iemand een oor aannaait, dan kan ik heel veel tijd nemen om zoiets recht te zetten.’
Geloof en hoop
Richard: ‘Ik las ooit een verhaal van een psycholoog, René Diekstra. Dat is een verhaal over een man die heel gelovig was en alles helemaal volgens het grote boek deed. Hij was spaarzaam, ging niet vreemd, voedde zijn kinderen netjes op. Maar toen hij naar de hemel dacht te gaan, bleek er niets te zijn. Die man kwam bij de poort Petrus tegen, waarop hij vroeg: ‘Ik heb mijn hele leven alles gedaan om in de hemel te komen en nu is er niks.’ Het antwoord van Petrus: ‘‘Maar de hemel? Daar kom je net vandaan.’’ Dat vind ik een goed verhaal, in een hiernamaals geloof ik niet.
Het is niet zo dat ik niet gelovig ben - ik ben katholiek opgevoed - maar ik zie mezelf vooral als een gelovige in het goede. Ik geloof ook nog wel in een soort kerk. Zo heb ik mijn zoon laten dopen en z’n heilige communie laten doen, dus ik ben er wel mee bezig. Ik draag zelfs een kruisje aan mijn ketting, dat heb ik ooit van mijn vrouw gekregen.
Dat kruisje zie ik als een symbool voor al het goede. Bij de doop van onze zoon hebben mijn vrouw en ik gezegd dat we niet geloven in een bestaande God die een man of een vrouw is. We geloven dat God het gevoel is dat je krijgt als je iemand laat lachen. Het is belangrijk om hier en nu het goede te doen, om er voor elkaar te zijn.’
Remco: ‘Ik heb in 2016 een solovoorstelling gemaakt over de Bijbel. Ik vond dat ik de Bijbel als leek gelezen moest hebben en ik ben een stuk of 120 keer met mensen over het geloof in gesprek geweest. Ik kwam na die tour tot de conclusie dat geloof mensenwerk is. De Bijbel is geschreven door mensen, misbruikt door mensen, er is veel goeds gedaan door de Bijbel, maar het is en blijft mensenwerk. Maar de neiging om als mens zulke dingen te schrijven, te bedenken en te creëren, dát zou weleens goddelijk kunnen zijn. De mens heeft als basis de impuls om het goede te doen.
Ik sluit niet uit dat die energie een bovennatuurlijke plek kent, dus er zou een hiernamaals kunnen zijn. Maar dan niet met een God met een witte baard. Mijn zoektocht in de Bijbel liet me namelijk vooral met heel veel vragen zitten. Met de Evangeliën kan ik goed uit de voeten, maar met het oudtestamentische heb ik veel moeite. Wat daar allemaal in wiens naam ook gebeurd is, daar kan ik niet bij. Dat was een bloedbad.’
Richard: ‘Wat mooi is aan katholieken is dat ze geloven in het mysterie. Dat ze rustig kunnen zeggen: ik weet het allemaal niet, maar er is iets bijzonders. Dat mysterie omarm ik wel. Daarom heb ik ook mijn zoon laten dopen en heb hem communie laten doen, om een alibi te hebben om daar eens wat langer met hem over te praten.’
Remco: ‘Van huis uit hebben we echt een haat-liefdeverhouding met het geloof en dan vooral met indoctrinatie, waar mijn vader een paar nare ervaringen mee heeft gehad. Hij heeft gekke dingen meegemaakt. Hij had een hekel aan de stelligheid van sommige christenen. Hij moest er lange tijd niets van hebben, maar het gekke was dan wel dat we tijdens vakanties altijd een kerkje in gingen om een kaarsje aan te steken. Die fascinatie heb ik van hem overgenomen.
Vlak voor mijn vaders dood hoorde ik nog dat hij is gaan biechten. Zijn leven bezien had hij weinig redenen om terug te keren naar het geloof, maar toch zocht hij de kerk weer op. Ik denk dat het ook te maken had met angst, doodsangst. Nood leert bidden. Maar hij had misschien toch ook wel het gevoel dat er iets zou kunnen zijn na de dood. In die zin snap ik dat geloven fijn is, want het is een soort van win-winsituatie. Als er een God is, is dat mooi. Is het er niet, dan heb je toch een plezierig leven gehad.’
Dapperheid
Remco: ‘Ik heb één keer in mijn leven in een fysiek gevecht gezeten met een andere man en dat was het allerkortste gevecht ter wereld. Die man heb ik bij zijn strot gepakt en tegen de muur aan gezet, omdat hij mijn vrouw uitmaakte voor een slecht woord. Gaat het om mijn kinderen, om familie, dan spring ik in de bres, maar voor de rest ben ik conflictmijdend.
Als ik bijvoorbeeld bij de McDonald’s iemand een autoraam naar beneden zie draaien om z’n zooi naar buiten te gooien, zou ik het liefste diegene klemrijden en zeggen: ‘‘We gaan even samen terug om alles in de vuilnisbak te doen.’’ Maar dat doe ik dus niet; straks slaat zo iemand mij overhoop. Ik vind mezelf dus vaak laffer dan ik zou willen. Dat vind ik irritant aan mezelf.’
Richard: ‘Dat heb ik ook. Maar als ik naar mijn zoon kijk, zie ik het tegenovergestelde. Die zou gewoon iemand hoeken. En ik kan je melden: dat heeft-ie niet van mij. Hij durft iemand op zijn plek te zetten. Ik niet, ik ben best angstig. Ik denk dat dappere mensen niet van zichzelf weten dat ze dapper zijn. Noemen ze zichzelf dapper, dan zijn ze eigenlijk angsthazen.’
Remco: ‘Ik merk bij mezelf dat ik een intens verlangen heb naar een leukere wereld. Dat we beter met elkaar omgaan. Als ik één ding heb geleerd uit de Bijbel, dan is het die ene zin: behandel andere mensen zoals je zelf behandeld wilt worden. Als iedereen dat zou doen, dan is de wereld in theorie een vredige en fijne plek. Daarom vind ik het jammer dat ik moeite heb om een ander te corrigeren. Ik doe mijn best, maar dat beperkt zich vooral tot aardig doen tegen mensen. Je moet elkaar kunnen aanspreken, maar ik vraag me af of je zo iemand die bij de McDonald’s al z’n afval op straat gooit, kunt veranderen.’
Richard: ‘Nee, maar ik denk wel dat zo iemand denkt: dit hoort eigenlijk niet. Diegene zal niet naar je gaan luisteren, steekt misschien zijn middelvinger op, maar wellicht wordt hij toch aan het denken gezet en gooit hij zijn afval bij een volgend bezoek wel in de afvalbak.’
Remco: ‘Ik vind het momenteel lastig om vertrouwen te hebben in de mensheid. Trump die weer voor het presidentschap gaat, de polarisatie, boeren versus andere burgers, buren met elkaar. Er is enorm veel conflict, een afstand die bijna niet te overbruggen is. Nee, de koers naar een fijnere wereld zie ik niet.’
Richard: ‘Ik sta daar toch wel iets anders in en moet denken aan Rutger Bregman, over dat de meeste mensen deugen. Ik denk dat dat wel klopt. Er zijn in deze tijd wat meer uitersten, er is minder middelmatigheid. Inderdaad, je hebt gekken als Trump en Poetin, je hebt de Forum-gekkies, maar als ik zie met wat voor inspanning er wordt gewerkt aan klimaatverbetering, zie ik ook heel veel positieve dingen. Je hebt een paar schreeuwers die het voor de rest verpesten, maar de zwijgende meerderheid is gewoon lief voor elkaar.’
Remco: ‘Je kunt wel zien wie de positivo van ons tweeën is, maar ik vind dat de verschillen op diverse vlakken tussen mensen nu zo groot is, dat het naar mijn idee twee of drie generaties gaat duren voordat we elkaar weer gaan vinden. We hebben de Tweede Wereldoorlog gehad en daaruit kwam een heel positieve stroom mensen. Die dachten: we moeten het anders doen, we gaan het samen doen. Dat was een stroom van eenheid. Dat gevoel is nu helemaal weg bij mij.’
‘Als ik alles afpel, als ik elke ui ontdoe van alle schillen en lagen, dan blijft bij mij de liefde over.’
Liefde
Remco: ‘Een tijd geleden zette ik mijn dochter af op school, ik gaf haar een kus. Toen zei ze, en dat vergeet ik nooit meer: ‘‘Dank je wel!’’ Ik zei: ‘‘Maar lieverd, ik zet je af op school, dat is toch geen enkele moeite? Maar dat bedoelde ze niet: ‘‘Dank je wel dat ik geboren ben,’’ zei ze, ‘‘want anders had ik dit allemaal niet meegemaakt.’’ Dat vond ik een prachtig antwoord. Het leven in zichzelf maakt het leven de moeite waard. Alle pijn, de moeiten, het vallen, het vechten, het verdriet, het opstaan: dat maakt het leven.
Het is toch van een ongelooflijke mazzel dat ik er ben dankzij dat ene eicelletje. Daar kan ik mij dagelijks over verwonderen. Als je het hebt over een vibe die de overhand zou moeten krijgen tussen ons als mensen, dan kom je uit bij liefde. Er is gewoon geen andere route naar een betere wereld, het draait altijd om liefde. Liefde is mijn zuurstof. Als ik alles afpel, als ik elke ui ontdoe van alle schillen en lagen, dan blijft bij mij de liefde over. In mijn gezin, maar ook in mijn vriendschap met Richard.’
Richard: ‘Mooi gezegd. Ik kan wel stellen dat ik verslaafd ben aan liefde, vraatzuchtig, heb je dat woord weer. Ik haal liefde en verliefdheid vaak door elkaar, wat wel een beetje mijn probleem is, want ik wil liefde beleven als verliefdheid. Je begrijpt: dat is voor mijn partner slopend, het is niet snel goed genoeg. Maar ik kan me vinden in wat Paulus zegt in de Bijbel: er is geloof, hoop en liefde, maar de grootste daarvan is liefde. Daar stoei ik nog altijd mee op mijn 52e, maar ik doe mijn best. Liefde is pas echte liefde als het onbaatzuchtig is.’
Tiende theatervoorstelling
Remco Veldhuis (49) en Richard Kemper (52) werden in 1997 samengebracht door een gezamenlijke vriend. Ooit afkomstig uit de tv- en reclamewereld ontdekten ze als duo het theater om dat niet meer te verlaten. In 1999 eindigden Veldhuis & Kemper als tweede achter Marc-Marie Huijbregts op het Camerettenfestival. Inmiddels zijn ze bezig aan hun tiende theatervoorstelling, Hou dat vast. De voorstelling loopt door tot en met volgend jaar juni. Met het nummer ‘Ik Wou Dat Ik Jou Was’ scoorden Veldhuis en Kemper in 2003 een grote hit. Remco Veldhuis woont met zijn gezin in Bloemendaal, Richard Kemper woont met zijn gezin in Zandvoort.
beeld Jeroen Jumelet

