Audit

Iduna Paalman. Uitg. Querido, Amsterdam-Antwerpen 2019. 80 blz. € 17,99
Er bestaat een groep riskmanagers, ik ben er een van. We komen graag
samen in een huis met gematteerde ramen, taxeren de dreigingen, verdelen
ons zorgvuldig over de straten.
Al op de eerste hoek weet ik een schaafwond uit een tegel te schrapen,
een clash uit een auto, een grom uit een hond. Botten bevrijd ik
van hun prematuur gevormde breuken, parkeergarages
van hun diep in de staalconstructies verscholen rekenfouten.
Uit een vrouw verwijder ik het weggaan, uit het kind
de vroegtijdige verlating.
Van wat pijn lijdt en kouvat neem ik de besmetting weg. Ik repareer
wat harig schuurt, roestig drupt, weerloos naakt op de akker staat.
Kompasnaalden in zakken van traag volgezogen jassen, stikgevaar
in stilstaande adem, de onderstroom in vreemde gangen, sluizen
in manieren van praten
’s avonds rapporteer ik: alles wat misging is voorkomen, alles wat
jankte kan rustig gaan slapen.
Op deze plek bespreekt poëziekenner Jogchum Zijlstra maandelijks een gedicht.
'Alles wat misging is voorkomen, alles wat / jankte kan rustig gaan slapen.' Oppervlakkige lezing zou een gevoel van opluchting teweeg kunnen brengen. Het heeft inspanning gekost, maar de riskmanager is er gelukkig in geslaagd de nodige ellende te voorkomen. Echter, er staat niet dat alles wat zou kunnen misgaan, zich niet heeft voorgedaan. Er staat dat alles wat daadwerkelijk fout is gegaan, is afgewend. Hier is iemand aan het woord die zichzelf voor de gek houdt. Iduna Paalman bepaalt ons in een paar regels bij de hedendaagse inzet om alles wat maar een risico zou kunnen inhouden in beeld te brengen zodat er maatregelen getroffen kunnen worden ter voorkoming. En dat terwijl we tegelijkertijd weten dat volledigheid (alles) een illusie is.
Een van de lastigste problemen van deze tijd is de hang naar controle, naar perfectie en naar het uitsluiten van risico’s. Zodra dit ziekelijke vormen aanneemt, is een gang naar de psychiater beslist aan te raden, hoewel het lezen van ontregelende poëzie ook kan helpen. In dat opzicht bewijst Iduna Paalman ons een dienst. Voor bedrijven en non-profitorganisaties is anno nu risicomanagement ter voorkoming van verrassingen steeds belangrijker geworden. Wat Paalman doet in haar gedichten is juist zorgen voor verrassingen.
Iduna Paalman (Rolde, 1991) werkt naast haar literaire activiteiten als docent Duits in het voortgezet onderwijs. De grom uit de hond halen is haar poëziedebuut. Met titels als 'Hoe ik de boel laat overleven', 'Spamfilter' of 'Hitteplan' thematiseert de bundel de hedendaagse behoefte aan risicobeheersing. In veel gedichten komen we op een of andere manier de drang naar controle tegen. Het eerste gedicht van de bundel, 'Audit', begint al met de zin: 'Er bestaat een groep riskmanagers, ik ben er een van.' De 'ik' ziet overal gevaren zonder onderscheid naar zwaarte te maken: van schaafwond tot stikgevaar, van mogelijk instortende parkeergarages tot een roestig druppende kraan. Alles is een risico. Het illustreert de overdrijving die we vaak zien in de pogingen om risico’s uit te sluiten. Want hoe erg is nu een schaafwond in vergelijking met het gevaar om te kunnen stikken? Als alles een risico is, wat is dan nog het echte gevaar?
Het is duidelijk dat de grommende hond metafoor is voor de dreigingen en risico’s die ons dagelijks omringen. Het woord 'grom' staat op de omslag van de bundel in het rood afgedrukt, de overige woorden staan in het blauw. De grom markeert het gevaar, het risico. Dreigingen moeten getaxeerd, beoordeeld en ontkracht worden. Paalman doet dat op een vaak lichte toon.
In het gedicht 'Hijsongeval' komen we opnieuw een grom tegen, nu als het geluid van een risico dat toeslaat. In dit geval was wat misging niet te voorkomen. Het gedicht refereert aan het ongeluk in 2015 in Alphen aan den Rijn. Twee kranen op drijvende pontons vervoerden een stuk wegdek waarbij overduidelijk de risico’s niet goed waren ingeschat. De kranen kantelden en vernielden een reeks woningen en wonder boven wonder was een hond het enige slachtoffer. Een getuige noemde de klap een grom. Er volgen rapporten waarbij uiteraard de schuldvraag en de lessen voor de toekomst centraal staan. Paalman opent het tweede deel van het gedicht met een prachtige verbinding tussen schuld en het ultieme beeld van onschuld: een slapend kind. Maar wat nu als er geen schuld is, geen zorgen zijn, er geen enkele dreiging is. Hoe ziet het leven er dan uit?
Schuld hoef je niet meer te dragen, haar als kind ergens te slapen leggen
is voldoende. Wat is geruststellen als niemand zich nog zorgen maakt,
ongelukken niet meer blind een kant op kiepen, honden hun hoektanden
bewaren voor later, er een sprookje bij verzinnen? Als we spreken van
dreigingsniveau nul, neemt geruststellen dan de vorm van liefde aan?
In een omschrijving van de Pools-Belgische filosofe Alicia Gescinka is de dichter iemand die stukjes werkelijkheid opgraaft in woorden en ze voor ons aanschouwelijk maakt. Paalman is evenwel geen dichter die het laat bij het opgraven van de werkelijkheid, maar vooral een dichter die de werkelijkheid laat kantelen door verrassend en ondergravend taalgebruik. Ze is geen dichter die zich al observerend en reflecterend zo veel mogelijk terugtrekt uit het maatschappelijk gewoel om dat in uitgebeende taal van afstandelijk commentaar te voorzien. Ze toont zich betrokken. Ook als er sprake is van ironie, gaat dat niet zonder een duidelijke ondertoon, zoals in het gedicht 'Huwelijkse voorwaarden', waarin een stel ouders uit elkaar gaat en volgens afspraak alles hebben gedaan om te voorkomen dat het zou uitdraaien op een vechtscheiding waarvan de kinderen de dupe zouden zijn. De ironie houdt de voelbare boosheid in bedwang, zoals onder andere blijkt uit de laatste strofe van het gedicht:
Geheel volgens afspraak likten ze hun veren in het donker van een ander huis
maar deelden ze de tent, die hoefde dan maar één keer opgezet. Bij de overdracht
knikten wij kinderen: jullie hebben het, geheel volgens afspraak, voortreffelijk gedaan.
Ze schudden elkaar als ministers de hand.
In gedichten met vaak lange, uitwaaierende regels grossiert Paalman in fraaie beelden en formuleringen. Dromen zijn 'hypotheken waarmee je de nacht/ afbetaalt' en opa’s vertelden 'nog verhalen met de hand'. En ook regels als 'We zoeken een roestvrijstalen gebaar / en weten niet dat elke generatie op den duur / naar zolder gaat en daar nooit meer wordt aangeraakt' of een strofe waarin het beeld wordt opgeroepen van de nacht die zich in een stad nestelt, zijn fraai.
Het lantarenlicht houdt zijn buik in, mijn rits
nog los, hals onbeschenen. Langzaam draait
de nacht zijn mengkranen open.
Al deze voorbeelden zijn uiterst sterk en beklijvend en illustreren de enorme beeldende kracht van Iduna Paalman in deze bundel. Risico’s zijn er om uit te sluiten of te accepteren, tegen dreigingen kunnen we ons verzetten of ze op een gegeven moment met een zekere nuchterheid en relativeringsvermogen aanvaarden. Het effect van de beheersingsdrang is in ieder geval dat we als mensen vaak veel last hebben van de klem van regels of verwachtingen. Paalmans gedichten bevestigen én relativeren het gevaar door op een verrassende manier anders te kijken. Een talent waar we meer van zullen horen en – vooral ook – zullen lezen.

