Schrijver Frits Bernard Hotz had een altijd sluimerend schuldgevoel
Frits Bernard Hotz schreef een klein oeuvre, maar won in 1998 wel de P.C. Hooft-prijs. De Arbeiderspers geeft zijn werk opnieuw uit.

‘Vergeten kent gradaties.’ Zo opent Thomas Heerma van Voss zijn voorwoord bij Onrustige dagen. Dit lijkt een juiste vaststelling. Veel lezers zullen zich auteurs als Hermans en Vestdijk nog wel herinneren, maar wat te denken van Frits Bernard Hotz (1922-2000)? Nu roerden Hermans en Vestdijk zich ook publiekelijk regelmatig. Hotz bezat die drang niet. Integendeel. Journaliste Aleid Truijens merkt in haar eerder verschenen boeiende levensbeschrijving over de literator op: ‘Eigenlijk kwam hij het liefst niet eens buiten. Dat was hem aan te zien: een bleke, naar binnen gekeerde man.’ Daar komt bij: Hotz heeft een relatief klein aantal titels op zijn naam staan, voornamelijk bestaand uit verhalen. Zijn debuut als ‘kortebaanspecialist’ vindt halverwege de jaren zeventig plaats met Dood weermiddel. Er zullen uiteindelijk nog enkele verhalenbundels volgen. Klein maar fijn is hier op zijn plaats. Het excellente niveau van de schrijver blijkt mede uit het feit dat hem in 1998 de prestigieuze P.C. Hooft-prijs ten deel valt.
subliem stylist
Reden genoeg voor de jubilerende uitgeverij De Arbeiderspers, ze bestaat dit jaar negentig jaar, om het oeuvre van deze kunstenaar opnieuw in het volle licht te zetten. De jonge ‘Hotz-adept’ Heerma van Voss is gevraagd een aantal representatieve verhalen te kiezen en het geheel in te leiden. Hij betoogt: ‘[…] er is sowieso nog meer waarderends over Hotz te zeggen. Over zijn voorliefde voor het korte verhaal, over het in zijn werk eigenlijk altijd cruciale en vaak subliem beschreven contrast tussen binnen- en buitenwereld, over het altijd sluimerende schuldgevoel van de vertellers.’
Ook attendeert Heerma van Voss op de tijdloze eenvoud bij Hotz. De bundel bevat veelal alledaagse en bijgevolg herkenbare portretten van handelsreizigers, wetenschappers, handwerkslieden, echtgenoten en vaders. Daarnaast zijn sommige verhalen ook nog bijzonder actueel. Neem ‘De leerkracht’. Het is lente 1956 wanneer Zegers, die als professioneel klarinettist geen droog brood kan verdienen, besluit zijn heil elders te zoeken. ‘Een bevriend musicus raadde Zegers aan gitaarlessen te gaan geven aan een muziekschool. […] Zegers bracht geschrokken in het midden dat hij geen noot gitaar kon spelen maar zijn vriend glimlachte. “O, maar dat geeft niks natuurlijk”, zei hij, “dat is het minste, je leert het zó.”’
Eenmaal aan de slag neemt hij – zonder enige bijbedoeling en volkomen naïef – een pupil, een zeer voorlijk en uitermate geslepen meisje, mee naar een van zijn eigen optredens. Daarop wordt Zegers bij de directeur op het matje geroepen: ‘“Kijk, het kan me niets schelen wat jullie in je vrije tijd doen hoor. Maar hier binnen moet ik natuurlijk wel oppassen voor de naam van de school. Ik hoorde dat je de meisjesleerlingen te… nou ja, hoe zal ik het zeggen… te weinig op afstand behandelt. Ik kan het me best voorstellen hoor…” Zegers lachte, maar de ander lachte niet mee. “Het gaat mij om mijn school. Nog eens: je doet maar hoor, maar niet hier. Zullen we het zo maar afspreken?”?’ #MeToo avant la lettre lijkt het wel. Het zal – tot zijn spijt – overigens het einde van Zegers’ carrière als docent betekenen. Dit alles wordt opgetekend met Hotz’ karakteristieke mix van humor en tragiek. Het maakt de emoties van de verschillende personages alleen maar meer aan- en invoelbaar.
Onrustige dagen is bovendien een bijzonder mooi vormgegeven boek. Kortom: een echte aanrader voor wie zo eens wat afgeronde, onderhoudende stukjes proza tot zich wil nemen en daarbij literaire kwaliteit op waarde weet te schatten. ¦
F.B. Hotz. Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen 2019. 332 blz. € 21,50
+ kwalitatief goed vertelde korte verhalen
+ herkenbare, alledaagse situaties