De eerste complete Johan Cruijff-biografie is beslist geen heiligverklaring
Als voetballer was hij geniaal. Als zakenman een eigenwijze miskleun. Als mens zowel een vat vol mededogen als een eigenwijze bemoeial en een zenuwpees met faalangst. En daarbij werd Johan Cruijff ‘almaar geloviger’.

Dat zegt Auke Kok in een toelichting bij zijn boek Johan Cruijff. De biografie, dat vandaag verschijnt. ‘Zeker, het geloof speelde een steeds grotere rol in zijn leven; hij geloofde niet in een ‘God’, maar wel in invloeden van bovenaf en in zijn overleden vader(s) die hem waarschuwden. Dat groeide onder invloed van het messiaanse, magische zelfbeeld dat hij ontwikkelde: alsof hij een speciale missie had in het leven en zijn bijzondere gaven en inzichten met de mensen moest delen. Ook zijn protestants-christelijke lagere school had invloed en zijn eigen psyche.’
Zelfs bijgeloof speelde daarbij een rol, stelt Kok. Minstens tweemaal namen Johan Cruijff en zijn vrouw Danny deel aan een spiritistische seance, waarbij hij zijn vader ‘zag’. Als proef op de som vroeg hij of die een kapot horloge weer kon laten lopen. Dat gebeurde bij herhaling, totdat de voetballer tegen Manus Cruijff zei dat het welletjes was.
compleet
Binnen een maand verschijnen drie boeken die nader licht werpen op Hendrik Johannes Cruijff (1947-2016), Nederlands beroemdste voetballer ooit en als naam en merk tot in de jaren tachtig bekend bij de helft van de wereldbevolking (de meting was van mediaconcern Warner Brothers). Bart Jungmann en Jaap Visser boekstaven het leven van Piet Keizer (1944-2017), de kompaan en tegenpool van Johan Cruijff, even nukkig als hij toegankelijk was, maar eensgezind in eigenwijsheid en solistische daadkracht. Arthur van den Boogaard nam het afsluitende jaar van Cruijffs voetbalcarrière onder de loep, het ‘laatste seizoen’ 1983/84, in het shirt van Feyenoord.
Auke Kok, die al een plankje gerenommeerde sporthistorische boeken schreef, brengt als eerste een complete biografie uit over Johan Cruijff. Dat boek is niet alleen leesbaar en goed te bevatten voor de niet-ingewijden in het voetbal, het is ook kritisch en evenwichtig. Grappig is dat Kok in zijn inleiding zich eerst lijkt te ontpoppen als fan.
‘En toen gebeurde het. Links van mij verscheen Johan Cruijff. Hij wilde erlangs en duwde me lichtjes opzij. Ik voelde zijn hand tegen mijn buik en uiteraard maakte ik plaats voor de Ajaxtrainer. Een voorval van niets, zou je zeggen, maar ik staarde hem lang na. Een rilling ging door me heen. Ik wist het onmiddellijk.’
Het lijkt een over de top-parafrase van het verhaal over de vrouw met medische problemen en Jezus, in het bijbelhoofdstuk Marcus 5. Maar zo is het bepaald niet. Cruijff had charisma, dat voelde je gewoon, en het klapje op de maag van de keeper was een van de vaste rituelen waarmee ‘JC’ (gelukkig verlaagt Kok zich niet tot woordspelingen met die initialen) een wedstrijd begon.
pingpingelaar
Johan Cruijff was een geldwolf. Dat kwam niet zozeer voort uit hebzucht, maar uit het besef dat je als prof in tien jaar een levenslang inkomen moest verdienen, zijn herinneringen aan de Amsterdamse armoede in de Jordaan en Betondorp en zijn absolute trouw aan vrouw en kinderen. Het leidde wel tot trucjes en botheid. In 1972 bij Een van de Acht, een televisieprogramma van Mies Bouwman, dreigde Cruijff met het hele Ajaxteam weg te lopen als de NOS alle spelers niet meteen vijftig gulden gaf. En Cruijff ontwikkelde een tweede, onechte handtekening waarmee hij zijn fans bediende, om te voorkomen dat criminelen namens hem allerlei ongerechtigheden signeerden.
De grote tekortkoming van Cruijff was dat hij vanuit zijn geniale inzichten als voetballer dacht dat hij overal verstand van had. Dat kon variëren van biljarten tot het runnen van een varkensfokkerij. In het kielzog van de Franse zakenman Michel Basilevitch (met wie Danny Cruijff iets had, als een soort wraak, ze was altijd jaloers, ook al ging Johan nimmer vreemd) investeerde Cruijf begin jaren tachtig in allerlei zaken.
Hij was er heel serieus in en kwam zelfs een paar dagen naar de praktijkschool in Barneveld om te leren hoe dat ging, een bedrijf met kippen en varkens. Natuurlijk mislukte het grandioos. Cruijff schoot er tien miljoen gulden bij in, ging praktisch failliet en moest nog enkele jaren voetballen, bij Amerikaanse clubs. De mildheid waarmee hij en Danny terugkeken, spreekt sterk voor hen. Ze vonden de Franse investeerder, die later opdook als voetbalmakelaar en na 2003 aan lager wal geraakt uit beeld verdween, meer een fantast dan een crimineel.
Kok beschrijft het leven van Cruijff chronologisch, minutieus, en oprecht. Hij raadpleegde alle bronnen en sprak 160 mensen, zij het niet de vrouw en kinderen van zijn onderwerp. De biografie beschrijft Cruijff als het irritante lastpak dat hij óók was, maar ontroert vooral in de jeugdjaren. ‘Jopie’ Cruijff verloor zijn vader op 8 juli 1959, 45 jaar oud, aan hartfalen. Zijn leven lang zou de eigenwijze marktkoopman Johan blijven zoeken naar vaderfiguren.
‘Johan was kapot van het verlies. Hij werd er letterlijk ziek van. Kreeg last van migraineaanvallen. Toen Ria Lagrand, een vriendinnetje uit de zesde klas, hem enkele maanden na de begrafenis wilde opzoeken, bleek hij niet thuis. Ga maar kijken bij het graf, kreeg ze te horen. Vanuit Betondorp liep Ria de Oosterbegraafplaats op en na enig zoeken vond ze inderdaad haar vriendje, zittend bij de steen van zijn vader, stil en eenzaam, intens verdrietig onder de hoge bomen.’ ¦
Auke Kok. Uitg. Hollands Diep. Amsterdam, 2019. 640 blz. € 26,99
+ Auke Kok relativeert Johan Cruijffs alwetendheid
+ de beschrijvingen van Cruijffs wondergoals zijn heerlijk!