Mar Oomen schreef een grondig boek over haar vader Dries en grootvader Janus, die op katholieke wijze de wereld wilden verbeteren

Mar Oomen, de schrijfster van Missievaders, ‘een familiegeschiedenis van katholieke wereldverbeteraars’, is de dochter van Dries Oomen, die de zoon is van Janus Oomen. Het boek gaat over het leven van de missieartsen Dries en Janus Oomen, zoals gezien door hun dochter en kleindochter Mar.
Missievaders kan een klassieker worden in het populaire genre van de familiegeschiedenissen. Mar Oomen, opgeleid als antropologe, vertelt niet alleen over de levens van haar vader en grootvader, maar ook over de tijd waarin ze leefden en het geloof dat hun leven richting gaf. Ze vertelt hoe de tijden veranderden en hoe Dries en Janus probeerden mee te bewegen met de tijd. Dat gaf soms grote spanningen. Driemaal breekt er bij een diner, als er iets groots gevierd of herdacht gaat worden, een geweldige ruzie uit.
planten en vogels
De ruzie bij het promotiediner van grootvader Janus in 1926 is nog het minst tragisch. Janus was een intelligente katholieke jongen. Hij hield van de natuur, en wist van alle planten hoe ze heetten en van alle vogels hoe ze floten. Janus overtuigde zijn vader ervan, dat hij geen priester maar bioloog moest worden. Als hij Stans Küller niet tegengekomen was, zou hij carrière in de biologie hebben gemaakt – hij was al gevraagd om lector te worden aan een Amerikaanse universiteit.
Stans studeerde rechten in Utrecht, ze was mooi en altijd opgewekt en had een sterke drang om de medemens te helpen en het katholieke geloof te verbreiden. Ze liet zich inspireren door Albert Schweitzer, de theoloog die arts geworden was om de allerarmsten in Afrika te helpen. Stans wilde met Janus trouwen, als hij zijn carrière vergat en arts werd in een tropenland, om daar de minderbedeelden te genezen, net als Schweitzer. Janus moest missiearts worden, Stans zou hem bijstaan om het katholieke geloof en de christelijke beschaving te verspreiden.
Janus zei ja en maakte zijn voornemen wereldkundig tijdens zijn promotiediner. Zijn promotor was teleurgesteld, dat zijn meest getalenteerde leerling hem verlaten ging. Er kwam een grote ruzie van, waarover in de familie veel gezwegen werd.
Kleindochter Mar Oomen vertelt het verhaal zonder sensatie. Ze duidt de keuze van haar grootouders in het licht van de jaren twintig, een tijd van idealen, die veiligheid, geborgenheid en richtlijnen voor het leven gaven. Ze boden houvast in een maatschappij die snel veranderde, door individualisering, geloofsafval, sportverdwazing en het massavermaak. Stans en Janus kozen voor het katholicisme en voor verantwoorde vormen van vrijetijdsbesteding en lichaamsoefening, zoals padvinderij en reidans.
Dankzij Janus’ inzet overwon de Rooms-Katholieke Kerk haar wantrouwen tegen de padvinderij en ontstonden er tientallen katholieke padvindersverenigingen. Op hun eerste standplaats, in de Minahassa, in Nederlands-Indië, introduceerde Stans de reidans, om de deelnemers vervolgens kennis te laten maken met het katholicisme. Janus en Stans waren een bevlogen en daadkrachtig paar.
in het kamp
Maar tegen de kentering der tijden waren zij niet bestand. Nadat de Japanners in 1942 de Indische archipel veroverd hadden, kwamen Janus, Stans en hun vijf kinderen in het jappenkamp terecht. Zij leden er honger en zagen mensen sterven. Janus verbleef in een mannenkamp en hoorde hoe er mensen gemarteld werden. Dries en Joris, de oudste kinderen, werden van hun moeder gescheiden en ondergebracht in een jongenskamp. Na een kleine diefstal werd Dries door een Japanse bewaker enkele uren apart genomen en maakte hij vreselijke dingen mee, die hij zich later niet meer herinneren kon.
Na de Japanse nederlaag riepen de Indonesiërs de onafhankelijkheid uit. Pas toen zagen Janus en Stans hoe diep de Indonesische afkeer van de Nederlanders was. Stans was blij dat ze op verlof naar Nederland mocht. Haar ideaal begon scheurtjes te vertonen.
Ook hier vertelt Mar Oomen invoelend en precies waarom de Indonesische revolutie voor haar grootouders een verrassing was. Janus en Stans hadden in een andere wereld geleefd, waar ze weinig merkten van het voelen en denken van de gewone Indiërs. De minderbedeelden waren vreemden voor hen gebleven.
Voor Dries, hun getalenteerde zoon, zou het goed zijn geweest als Janus en Stans hun idealen hadden herzien. Het gebeurde niet. Dries ging dezelfde weg als zijn ouders bewandeld hadden: hij studeerde geneeskunde om missiearts in Afrika te worden, waar hij ‘neger met de negers’ wilde zijn, net als Albert Schweitzer. Hij zette het ideaal van zijn ouders voort, bijgestaan door zijn echtgenote, Pauke Schweigman. Zij was even ondernemend als Stans.
Net als bij Janus en Stans liep het ideaal van Dries en Pauke stuk op de kentering der tijden. Dries kwam tot het inzicht dat de bevolking in Afrika meer gebaat was bij voorlichting over voeding en verzorging en preventie van ziekten en niet bij bisschoppen die in laatste instantie beslisten over welke gezondheidszorg geboden werd. Dries ontwikkelde zich van missiearts tot tropenarts. Mar Oomen laat zien dat hij niet de enige was.
Janus en Stans betwijfelden of hun zoon zonder hen de juiste keuzes maken zou. Ze misten het ware vertrouwen in Pauke, hun schoondochter, die ze eigenzinnig vonden. Ze vonden het een goed idee als Dries, Pauke en de kinderen bij terugkeer in Nederland naast hen zouden komen wonen. Dat Dries en Pauke anders besloten en een rijtjeshuis kochten, schiep onbehagen, dat tijdens een weerziensdiner tot ontlading kwam. Met een brul veegde Janus, gewoonlijk een beheerste man, alle glazen en borden van tafel.
stemmingswisselingen
Dries was in zijn studententijd depressief geweest, waardoor hij was gezakt voor zijn kandidaatsexamen. Overigens gedroeg hij zich als de zoon die aan de hoge verwachtingen van zijn vader, inmiddels hoogleraar tropengeneeskunde, voldeed. Op aandringen van zijn vader promoveerde hij in de tropische geneeskunde.
Dat er wat scheef zat, werd duidelijk uit zijn stemmingswisselingen en een depressie. Toen Dries in 1980 terugkeerde van een reis naar Malawi, arriveerde hij te laat voor het welkomstdiner dat Pauke voor hem en de kinderen had bereid. Hij nam een pak melk, begon te raaskallen en liep kwaad weg. Later kocht hij een motor, ging naar een bordeel en stuurde de rekening naar zijn ouders. Het keurslijf waarin hij zich omwille van zijn ouders en het geloof had geperst, was gebarsten, zei een tante later. Geregeld werk kreeg hij niet meer, de rest van zijn leven slikte hij medicijnen.
Hoe was het zover gekomen? Aan het slot doet Mar Oomen een voorzichtige poging het leven van haar vader te duiden. Hij was manisch-depressief, leed aan een bipolaire stoornis. Een psychiater zei tegen Pauke, de vrouw van Dries, dat de oorzaken lagen bij de ouders, de opvoeding en het jappenkamp. Dries zelf sprak liever niet over het verleden en wist niet of er een verband was tussen zijn verleden en zijn stemmingswisselingen: ‘Dat kun je toch nooit weten.’
Wat Mar Oomen wel laat zien, en dat is een kwaliteit van het boek, is dat het leven van Janus en Dries werd bepaald door ontwikkelingen die ze niet doorzagen of in de hand hadden. De groei van het nationalisme in Indonesië en later in Afrika, de afnemende werfkracht van het katholicisme vanaf de jaren vijftig, en de drang om het katholieke geloof op een moderne manier uit te dragen en te beleven: Mar Oomen maakt het allemaal zichtbaar aan de hand van de missievaders Janus en Dries, en hun vrouwen Stans en Pauke. ¦
Mar Oomen. Uitg. Atlas Contact, Amsterdam 2019. 302 blz. € 22,99
+ familie-, kerk- en wereldgeschiedenis in één
+ goed geschreven
+ uitgebreid archiefonderzoek