Iedereen blijkt vatbaar voor fanatisme

De radicale islam heeft het fanatisme niet uitgevonden, laat staan dat het hier een monopolie op heeft. Kruistochten, goelag en Holocaust ontsproten eveneens aan breinen waarin zwart en wit de norm is en grijs een verboden gebied vormt. Blijkbaar bestaat er dus zoiets als een gen voor fanatisme, constateert Amos Oz in deze drie essays, nu uitgegeven onder de titel Beste fanatici. Een gen wat zich volgens de Joodse auteur niet in de eerste plaats in de ideologie bevindt, maar in de hoofden en harten van fanatieke aanhangers. Een fanaticus geeft z’n individualiteit op, stopt met denken en vervloekt het compromis. Alsof je Hannah Arendt hoort.
‘De fanaat streeft er onvermoeibaar naar jou te verbeteren en naar een hoger niveau te brengen; je de ogen te openen opdat jij ook het licht zult zien’, schrijft Oz. Het maakt fanatici bijna onschuldig naïef in hun hang naar een betere wereld. Helaas blijft het hier niet bij. De fanaticus wil de daad bij het woord voegen, maakt zich ontzettend kwaad als hij hier niet in slaagt. De gevolgen zijn legio. Natuurlijk, het kalifaat. Maar ook een abortuskliniek die slachtoffer is van een aanslag door extremistische christenen. Of een stuk onschuldiger, zoals ‘de vurige wens je leven via dat van iemand anders te leven: van een profeet of politiek leider, glamourgirl, gevierd kunstenaar of sport-ster.’ Want fanatisme is volgens Oz eerst en voor alle dingen het verliezen van je eigenheid. Op die manier verliest fanatisme al snel zijn onschuld en blijkt iedereen hier vatbaar voor te zijn. Gelukkig is er hoop, schrijft Oz. Een fanaticus kan genezen. Met als voornaamste medicijn verbeeldingskracht. Oz vertelt hoe Sami Michael, een Israëlische schrijver, dit middel inzet. Tijdens een taxirit vertrouwt de chauffeur Michael toe dat ‘de Joden alle Arabieren moeten vermoorden.’ Michael denkt welwillend met de chauffeur mee. ‘U gaat dus de deuren van de flats in Haifa langs, belt aan en vraagt de inwoners beleefd: “Pardon, zijn jullie toevallig Arabieren?” Als het antwoord ja is, schiet u en vermoordt u ze. Nadat u alle Arabieren in uw flatgebouw heeft vermoord, loopt u naar beneden om terug te gaan naar huis. Maar dan, voordat u vertrekt, hoort u ineens op de bovenste verdieping een baby huilen. Wat gaat u doen? Gaat u terug? Loopt u de trappen op en schiet u op de baby? Ja of nee?’ Het wordt de chauffeur teveel. Er ontstaat een scheurtje in zijn fanatisme. Want nu krijgt hij ongewild oog voor de uiterste consequenties van zijn zwart-witdenken.
Humor is ook zo’n wapen tegen fanatisme, zegt Oz. Want humor brengt relativeringskracht en zelfspot met zich mee. Iets wat in het universum van de fanaticus ondenkbaar is, want hier regeert enkel het absolute gelijk. Wat zou het mooi zijn, mijmert Oz, wanneer er een pilletje zou bestaan wat hele volksstammen van een gezonde dosis humor kan voorzien. Je zou het iedereen direct laten slikken. Maar wie dat voorstelt, loopt met open ogen in de val van het fanatisme. Want je weet zo precies wat goed is voor de ander. Zoals ook de fanaticus dit drommels goed denkt te weten. Wie met zo’n fanaticus in aanraking komt, moet er ook beducht voor zijn hem niet te imiteren. Want een fanaat is een lopend uitroepteken, zegt Oz. Probeer daar een vraagteken van te maken. ‘Weerstand tegen fanatisme heeft te maken met de bereidheid af en toe te leven in open situaties die niet eindigen met het sluiten van een cirkel of een ondubbelzinnige conclusie.’
radicale islam
Oz schrijft aanstekelijk, je kunt bijna niet met hem van mening verschillen. Toch dringt zich een vraag op: is de Joodse auteur niet wat te idealistisch? Want verbeeldingskracht hield de nazi’s niet tegen bij de poort van Auschwitz. Humor lijkt ook niet het beste wapen te zijn tegen de radicale islam, getuige de reactie op spotprenten van de profeet Mohammed.
En zit fanatisme wel alleen in je hoofd? Heeft het ook niet alles te maken met je situatie? Want niemand zal ontkennen dat een jonge islamitische schoolverlater in Molenbeek een stuk ontvankelijker is voor het ISIS-ideaal dan een moslima die is geslaagd in de academische wereld.
En, last but not least, is het ook niet zo dat sommige ideologieën of religies veel meer potentie hebben radicale aanhangers te trekken dan andere? Met andere woorden: aan de vraag met welk soort ideeën de tabula rasa van een potentiële fanaticus in aanraking komt, kun je niet voorbijgaan.
Vragen die Oz overigens niet ontloopt. Ze verdienen echter meer aandacht omdat het nu lijkt alsof de schrijver een wat naïeve idealist is. Dat is hij niet, getuige zijn afwijzing van het pacifisme. Want agressie moet je met geweld bestrijden om erger te voorkomen, schrijft hij. Het is deze versluierde realiteitszin die maakt dat je met Oz durft te dromen over een wereld zonder fanatici.
Om dat doel te bereiken stelt hij voor dat mensen zichzelf zien als schiereiland, verbonden met het continent van taal, staat, ideologie, familie en maatschappij. Maar vanaf datzelfde schiereiland kijk je ook uit op de zee van verlangens, eenzaamheid en dromen. Soms wil een staat of ideologie je echter compleet in zich opnemen. Bedenk dan dat je ook uitkijkt over de zee. Maar kijk niet alleen naar de zee, want je bent verbonden met het continent. Zoek de balans maar gun die ook een ander. ‘Beïnvloeden, niet de ander kneden in jouw mal totdat hij ophoudt de ander te zijn en een kopie van jou wordt.’ Wie oren heeft om te horen die hore. ¦
Amos Oz. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2017 143 blz. € 14,99
+ maakt duidelijk dat iedereen vatbaar is voor fanatisme
+ goede voorbeelden die laten zien dat fanatisme te genezen is
- af en toe lijkt Amoz Oz de realiteit uit het oog te verliezen

