Triomf over het graf

Elke zin in De gulheid van de zeemeermin van Denis Johnson ademt het bewijs van het tegendeel. Hoe eenvoudig de zinnen ook lijken, ze zijn uiterst effectief. De sfeer die ze scheppen roept de teleurstellingen en mislukkingen in ons leven genadeloos op. En hoe vreemd het ook moge klinken, het heeft een enorme poëtische kracht.
Vanaf de eerste zin word je het titelverhaal ingezogen. Er wordt verteld dat Elaine fantastisch kan koken en daarmee wordt ook het vervolg direct geloofwaardig, maar vreemd is het wel dat mensen van meer dan middelbare leeftijd een spelletje spelen waarbij ze benoemen wat de hardste geluiden zijn die ze ooit gehoord hebben en dat een van hen over zijn aan tourette lijdende broer vertelt dat die in de bus kan roepen ‘je penis ruikt lekker’. Nog vreemder wordt het als zijn voormalige baas, die zeer goed in de slappe was zit, een duur kunstwerk in de openhaard gooit, omdat het van hem is en hij ermee kan doen wat hij wil. Maar als Bills eerste vrouw hem belt om hem te vertellen dat zij nog maar kort te leven heeft, weet hij niet of het echt om Ginny, zijn eerste vrouw, gaat of om Jenny, zijn tweede vrouw, maar beiden heeft hij op dezelfde wijze bedrogen. Het is een en al treurnis. Ook als hij in New York een prijs moet ophalen voor zijn reclamewerk en hij op het toilet een op een wc-papiertje geschreven obscene uitnodiging krijgt. Treuriger kun je het bijna niet krijgen. In het laatste vignet zegt de 63-jarige Bill ‘mijn naam zal je niets zeggen’ en ‘het geheugen wordt minder, van vroeger blijft weinig bij, en ik zou het niet erg vinden om nog veel meer te vergeten’. Dat is een leven waar weinig vrolijkheid in zit.
turbulente jaren
De verhalen ‘Starlight in Idaho’ en ‘Bob de Wurger’ herinneren aan Johnsons eigen turbulente jaren waarin hij verslaafd was aan drugs. In het eerste verhaal is Mark Cassandra aan het woord en zijn naam voorspelt de catastrofes, die goed verwoord worden in wat hij in de verslavingskliniek over zijn levensgeschiedenis moet opschrijven. Bob de Wurger, wie stelt zich nu voor als moordenaar Bob, geeft een hallucinatoir beeld van ellende die ons nog gaat overkomen. Deze verhalen zijn in de bundel de mindere.
‘Triomf over het graf’ is precies wat het zegt. De hoofdpersoon is een schrijver waarvan ‘sommige van mijn collega’s denken dat ik beroemd ben. Mijn meeste collega’s hebben nog nooit van me gehoord’. Het gaat over sterven en ook over liefde. Het sterven van vriend Link en de liefde die hij had voor Liz, die nu aan alzheimer lijdt en alleen nog Link kent, en zelfs haar huidige echtgenoot begroet als ‘hallo vreemdeling’, wordt afgewisseld met een lange reminiscentie over de schrijver Darcy Miller, die aan uitgezaaide longkanker blijkt te lijden. De hoofdpersoon staat ernaast, zowel bij het overlijden van Link als dat van Darcy en nog anderen. Het verhaal eindigt met dat de wereld toch wel doordraait en ‘het zal je duidelijk zijn dat ik op het moment dat ik dit schrijf niet dood ben. Maar misschien wel tegen de tijd dat je het leest’.
Het laatste verhaal – ‘Doppelgänger’ – gaat over de dichter Marcus Ahearn, die geobsedeerd is door de doodgeboren tweelingbroer, Jesse, van Elvis Presley. Kevin Harrington, een docent literatuur en zelf mislukt schrijver, vertelt ons hoe briljant Marcus wel niet is, maar ook hoever zijn obsessie gaat. Marcus heeft een oudere broer die overleden is en het lijkt alsof Kevin diens plaats inneemt. Dat gaat erg ver en op het einde van de geschiedenis komt een fraaie draai, die je de rillingen bezorgt.
Johnson werd geboren in München, waar zijn vader diplomaat was in dienst van buitenlandse zaken. Hij groeide op in onder meer de Filipijnen, Japan en Washington. Aan de universiteit van Iowa studeerde hij Engels. Later gaf hij hier zelf ook les. Zijn verhalenbundel Jezus’ zoon bezorgde hem in 1993 roem.
De vijf verhalen die Johnson ons heeft nagelaten – hij stierf in 2017 aan leverkanker – stemmen niet vrolijk. Ze zijn doortrokken van onthechting, vervreemding, treurigheid en de dood, maar ook van stil mededogen. Je ontkomt niet aan de indruk dat zijn eigen naderende dood zich weerspiegelt in deze verhalen. En daarover schrijven lijkt me verre van gemakkelijk. ¦
Denis Johnson (vert. Peter Bergsma). Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2018. 223 blz. € 21,99
+ de poëtische eenvoud van treurigheid
- een lichte toets ontbreekt

