Boeken: Europa, het recreatiegebied van de wereld

In Grand Hotel Europa ademt alles, ondanks de hoffelijke omgangsvormen van de maître d’hotel, de majordomus Montebello, vergane glorie. Pfeijffer beschrijft de inrichting met oog voor detail: de grote kroonluchter, de versleten banken in de centrale hal en het portret van Paganini boven de haard. Ook de hotelkamer van de ik-persoon, die dezelfde naam heeft als de auteur, heeft ‘een overdaad van geschiedenis’ met een antieke leren chesterfieldfauteuil naast een Louis XV-stoel, een geëmailleerde badkuip op pootjes en niet goed sluitende deuren naar het terras. Toch roept Grand Hotel Europa een zekere grandeur op in tegenstelling tot de hotels op het internet die dezelfde naam dragen en die ronduit ernstig verwaarloosd en/of lelijk zijn.
Hiermee is het centrale thema van Grand Hotel Europa al gegeven. Het hotel is een metafoor voor de geschiedenis van onze cultuur. De vaste gasten, van wie we er drie leren kennen, de geleerde Patelski, de Griek Volonaki en de feministische Franse dichteres Albane, tonen enkele aspecten daarvan. Het hotel blijkt opgekocht door een Chinese zakenman, want er moet aan de toekomst gedacht worden. Al gauw wordt de kroonluchter vervangen door een kermisattractie van Swarovski kristallen, het portret van Paganini door een foto van Parijs en de Chinese salon wordt omgebouwd tot een Engelse pub. De zakenman spreekt overigens geen Engels en als hij Chinees spreekt, klinkt dat alsof ‘hij een hond uitfoetert’.
Maar ook de ik-persoon heeft zijn geschiedenis. Hij is uit Venetië vertrokken omdat de relatie met zijn vriendin Clio is uitgeraakt en hij wil hier rustig nadenken over hoe dat zo heeft kunnen gebeuren. De verhouding met Clio is de ruggengraat van het boek en het is een prachtige liefdesgeschiedenis waarin de relatie tussen Ilja en Clio op magistrale wijze uit de doeken wordt gedaan. De kunstgeschiedenis speelt daar een grote rol in: Clio is kunsthistorica. Niet voor niets heet zij Clio, de muze van de geschiedschrijving. Maar Pfeijffers eigen historie speelt eveneens door in het verhaal. De Pfeijffer in het boek woonde evenals de auteur in Genua, dat van oudsher de tegenpool is van Venetië, waar hij met Clio naartoe verhuist, en hij is de auteur van La Superba. Is La Superba een ode aan Genua, Grand Hotel Europa is als het ware de begrafenis van Venetië. Nog meer van de ware Ilja Pfeijffer komen we tegen als de ik-persoon op en neer gaat voor lezingen in Nederland, of wanneer hij refereert aan het hoofdstuk dat de ware Ilja Pfeijffer net geschreven heeft. Dat is iets te veel van het goede. Amusant daarentegen is weer dat Pfeijffer zichzelf ook niet spaart als hij in dit boek zijn geliefde laat opperen dat hij ‘iets aan zijn monumentale buik’ moet doen. Een opmerking die past bij het fysiek van de auteur zoals op sommige foto’s is te zien.
Ook als de ik-persoon met zijn uitgever een nieuw boek bespreekt, dat zou moeten doen denken aan De Toverberg van Thomas Mann, lopen de levens van de ik-persoon en de auteur door elkaar. De associatie is er, maar Mann situeert zijn boek aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, bij Pfeijffer vormt het massatoerisme de terreur.
Binnen de liefdesgeschiedenis met Clio is een meesterlijk detectiveverhaal geplaatst. Het wordt weliswaar een kunsthistorisch spel genoemd door Ilja en Clio, maar het houdt de spanning er behoorlijk in. Het gaat om het laatste schilderij van Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610) die een bewogen leven heeft geleid en onder ietwat duistere omstandigheden in Porte Ercole is overleden. Zijn laatste schilderij, een groot portret van Maria Magdalena in extase, zou onlangs door de Caravaggiokenner Mina Gregori ontdekt zijn in een privécollectie, maar Clio, evenals meerdere kenners, betwijfelt dit. Dus zou het schilderij nog steeds vermist zijn. De ingenieuze speurtocht naar dit schilderij is ronduit een juweeltje. Wie daarnaast nog de moeite neemt om zich te verdiepen in de biografie van Caravaggio ziet hoe knap Pfeijffer de geschiedenis met zijn fantasie laat rijmen.
Ilja en Clio verhuizen van Genua naar Venetië omdat Clio daar een baan krijgt. De verhouding raakt echter uit en Ilja trekt zich terug in Grand Hotel Europa. Vanuit deze plaats krijgen we meer verhalen te horen die met geschiedenis, cultuur, economie, immigratie en vooral toerisme te maken hebben.
Al op de eerste dag ontmoet de ik-persoon piccolo Abdul die hem over zijn vlucht uit Afrika verhaalt: hoe zijn dorp werd vernietigd, hoe de tocht door de woestijn en de overtocht op zee was. Een zeer aangrijpend en bekend verhaal van vele vluchtelingen. Later blijkt, als een ambtenaar zo zijn twijfels heeft over het vluchtverhaal, dat Abdul het gelardeerd heeft met de woorden van een wereldberoemd schrijver omdat die betere woorden heeft voor wat hem overkomen is dan hijzelf had kunnen vinden.
De zeergeleerde Patelski, die in zijn jonge jaren nog verliefd is geweest op de jonge Sophia Loren, nodigt hem uit voor het diner met behulp van een kleine puzzel die Frederik II van Pruisen al voor Voltaire gebruikte. Met Patelski heeft Ilja een lang gesprek over de identiteit van Europa met als conclusie dat Europa vooral van belang is vanuit geschiedkundig en cultureel oogpunt. Economisch speelt het nauwelijks meer een rol. De toekomst voor Europa is veeleer ‘het recreatiegebied van de wereld’ en ‘de vraag is of dat erg is’.
Massatoerisme komt in het boek regelmatig ter sprake. Pfeijffer is kritisch over de vele toeristen (ze noemen zichzelf ‘reizigers’) die op zoek gaan naar authentieke ervaringen. Lastig, omdat er alleen van een waarachtige ervaring sprake kan zijn als je je ergens voor jaren onderdompelt. De ene reiziger leidt tot de volgende reiziger tot er busladingen reizigers komen, die precies die oorspronkelijkheid vernietigen. Venetië kende in 1422 199.000 inwoners, nu nog 54.000, terwijl er elke dag gemiddeld 75.000 toeristen komen. In de stad is een pak melk of een bos bloemen niet meer te krijgen. De stad voor de gewone burger bestaat niet meer. Eigenlijk zouden er duizenden immigranten binnengehaald moeten worden, opdat het gewone economische leven weer op gang kan komen. Hier klinkt het als een pamflet, maar Pfeijffer weet de horreur van het massatoerisme levendig op te roepen.
Grand Hotel Europa is een magistrale roman die veel verhalen op sublieme en erudiete wijze met elkaar weet te verweven. Zelfs als de naargeestige feiten over waar het met Europa naartoe gaat ons lijken te ontmoedigen, weet de auteur ons toch nog een hart onder de riem te steken. Grand Hotel Europa mag het verval beschrijven, toch is er hoop, zeker in de liefde. ¦
Ilja Leonard Pfeijffer. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2018. 547 blz. € 24, 99
+ een magistrale roman met vele lagen
+ prachtige stijl

