Luister naar

Willem Wilmink leefde in zijn eigen mythes

Nieuws
Een biografie van Willem Wilmink? Waarom? Wilmink, de dichter en liedschrijver, schreef zo vaak over zijn eigen leven dat een biografie daar maar weinig aan toe te voegen heeft. Zou je denken.
Rien van den Berg
vrijdag 25 januari 2019 om 03:00
Willem Wilmink in 1979.
Willem Wilmink in 1979. kippa

Biografe Elsbeth Etty haalt het beeld al in de inleiding onderuit. ‘Uit het archief blijkt dat Wilmink veel dingen aanzienlijk mooier heeft voorgesteld dan ze waren. Vaak draaide hij zaken honderdtachtig graden om. Van nederlagen, zowel in de liefde als op andere gebieden, maakte hij overwinningen, krenkingen transformeerde hij tot complimenten, et cetera.’

Etty is bovendien geen fan. Ze kende Wilmink oppervlakkig, van wat gesprekjes aan de universiteit waar hij lesgaf en zij studeerde. Maar zijn fameuze colleges close-reading – pogingen om zo nauwkeurig mogelijk in een tekst door te dringen – kende ze slechts van enthousiaste verhalen van (oud-)studenten, en toen zij zich verloor in politiek activisme keerde Wilmink zich daar juist van af.

Al op de eerste bladzijde van haar biografie, als ze schrijft over Wilminks vroegste herinneringen, meldt Etty tussen neus en lippen door het psychologische oordeel waartoe ze gekomen is. De peuter Wim kreeg een trapauto van zijn grootvader. Later schreef Wilmink:

’t Is een glasheldere herinnering:

vaders vader in de deuropening

met aan de hand het prachtige cadeau

voor mijn tweede verjaardag: een trapauto

zo stoer en mooi, een sieraad voor de buurt.

Geen andere auto heb ik ooit bestuurd.

Die opa stierf nog in datzelfde jaar.

Ik zie hem staan. Maar is het wel echt waar?

Etty haakt uiteraard in op die onverwachte vraag in het gedicht. ‘Net als de andere ge­dichten en verhalen over zijn jeugd hoort deze herinnering tot zijn persoonlijke mythologie. Maar ook de mythes zijn levensfeiten. Bij Wilmink waren ze onderdeel van een overlevingsstrategie, waarmee hij zijn bestaan met terugwerkende kracht richting gaf.’

Wim had een klein kringetje vaste speelvriendjes, maar daarbuiten ging het al snel mis. Hij vertoonde onberekenbaar gedrag, maar had ook kwalen en aandoeningen waar de kleine Wim het fijne niet van te horen kreeg. ‘Er was iets niet in orde met Wim, een overgevoelig kind met een broos gestel dat voortdurend vertroeteld en gerustgesteld moest worden. Maar wat hem precies mankeerde, behalve dat hij fantasie en realiteit moeilijk uit elkaar wist te houden, kon hij ook later niet benoemen.’

In zijn autobiografische boeken Het verkeerde pannetje en Hier is prins Zonneschijn schrijft Wilmink wel over zijn ‘psychische defecten’. Etty: ‘Opvallend is dat hij zichzelf, zonder het als zodanig te benoemen, portretteert met enkele kenmerken van een autistisch kind: angstig voor alles wat niet vertrouwd is, overdreven afhankelijk van zijn ouders, totaal op zichzelf gefixeerd en urenlang opgaand in eenzelfde bezigheid, zoals kijken en luisteren naar zijn bromtol.’

Later, als Wilmink Nederlands gaat studeren in Amsterdam, sturen zijn ouders hem een doos snoep. Hij eet die doos leeg, in het bijzijn van zijn hospita en haar kinderen, zonder er ook maar iets van te delen. In vriendschappen, en obsessieve amoureuze buien, was hij vaak ­uitermate onhebbelijk. Hij dronk veel, zocht ruzies, had woede-uitbarstingen en angstaanvallen, was ook fysiek agressief en streefde onverkort naar literaire roem.

Die kwam. Vooral zijn kinderliedjes uit de ­Stratenmakeropzeeshow, en natuurlijk het ­openings- en slotlied uit De film van ome ­Willem kent nog altijd iedereen. ‘Luister even wat ik roep, lust je ook een broodje poep?’, en ‘Deze vuist op deze vuist’. Willem Wilmink werd erkend en gevierd. Maar zijn huwelijk met Noor liep stuk, en zijn zoons hebben krassen opgelopen door de onvoorspelbaarheid van hun vader. Wilmink kon ook uitermate empathisch en zachtaardig zijn, grappig en gezellig.

geruststellen

Eén scène nog uit Wilminks kindertijd: in de oorlog is de textielstad Enschede, waar zijn ouderlijk huis stond, vaak gebombardeerd. Bij hét bombardement van Enschede, op 10 oktober 1943, ontsnapten de Wilminks maar amper aan de dood. De muur van de diepe kelder waar ze schuilden, barstte, het huis erboven werd weggevaagd. Maar Willem Wilmink, bijna zeven jaar oud toen, herinnert zich al die benauwde uren in die schuilkelder juist als troostrijk. Veilig. De volwassenen bekommerden zich er om hem, zongen liedjes en speelden spelletjes. Het hele rauwe schouwspel van het zoeken naar overlevenden onder het puin, de rouwstoeten om de doden te begraven daarna, de massale verslagenheid en de intense betrokkenheid van de Enschedeërs op elkaar in die dagen, kreeg in Wilminks werk geen plek. ‘Weggeretoucheerd’, zegt Etty.

Wilmink had een voortdurend verlangen naar troost en geruststelling omdat hij ook steeds het gevoel had dat hij buitengesloten werd. Etty: ‘En het is ook wat hij zijn hele leven aan anderen, vooral kinderen, heeft willen geven. In zijn liedjes, gedichten en proza stelde hij zichzelf en de kinderen voor wie hij schreef voortdurend gerust, precies zoals zijn ouders dat altijd hadden gedaan.’ Zo ligt onvermijdelijk de vraag voor: hoe denk je dan over het geloof? Is ook het geloof dan een ‘troostende mythe’, en dus een leugen? Of biedt het juist het thuis, de geborgenheid waar Wilmink naar snakte? Wilmink kwam uit een niet- en zelfs wat anti-gelovig nest, maar ging naar het Christelijk Lyceum in Almelo, van gereformeerde signatuur. Hij hield van oude kathedralen, nam zijn klas zelfs eens mee op een Twentse kerkentocht. In zijn gedichten speelt God een grote rol, al was het maar omdat Wim in een vlaag van liefdesverdriet en weltschmerz niet kon begrijpen wat God bedoeld heeft met de stad waarin hij woonde:

God, heb dank voor Uw goede gaven,

maar waarom kwam het slechte mee?

Heb dank, dat U Chartres deed bouwen

maar om wat ontstond Enschedé?

‘Vermoedelijk betekende het herhaaldelijk aanroepen van God niet meer dan een tijdelijke bevlieging onder invloed van school en het christelijke meisje’, oordeelt Etty. Maar is dat zo? Etty staat niet bekend om haar grote antenne voor religieuze dimensies, en het vermoeden rijst dat zich dat hier wreekt.

Juist dit onderwerp steekt in Amsterdam namelijk de kop op, toen hij er Nederlands ging studeren, en wegzakte in somberder buien dan ooit, zodat een vriend van het gereformeerd lyceum hem zelfs een ‘geestelijk pak slaag’ wilde toedienen om hem over zijn ‘dode punt heen te meppen’. Letterlijk: Wilmink had zelfmoordgedachten, en koesterde die in bombastisch, romantische verzen. Het vriendschappelijk advies luidde: ‘Ook wou ik je aanraden het schrijven van gedichten maar eens een maand te staken, want dat verkeren in hoger sferen is op ’t ogenblik helemaal niet goed voor je.’

Hij schreef door, en bundelde zijn gedichten geregeld, een aantal keren met als titel of ondertitel Aan God en God’s wereld. Hij vatte een liefde op voor de katholieke wereld, die hij noch van thuis, noch op het gereformeerd ­lyceum had meegekregen. Tijdens de oorlog woonde hij een tijdje in Ootmarsum, waar hij diepe bewondering had gekregen voor katholieken die Joden hielpen en etenswaren verkochten voor vooroorlogse prijzen – omdat ze vanuit hun levensovertuiging geen misbruik wilden maken van de situatie.

mededogen

Aan het lezen van de biografie van Etty houd je een verdrietig gevoel over. Haar boek werkt merkwaardig genoeg niet ontluisterend, maar roept mededogen op. Zo veel talent, zo veel onmacht, zo veel ambitie, zo veel hulpeloosheid … Willem Wilmink kreeg een herseninfarct en tia’s, trok zich terug in een half noodgedwongen isolement, bleef voor oppervlakkige contacten grappig en gemoedelijk, maar zijn tweede vrouw Lobke heeft op een bepaalde manier een kind aan hem gehad.

En in dat sluitstuk van zijn leven dook ineens het katholicisme weer op. Zoals in zijn prachtige vertaling van het Stabat Mater:

De moeder stond door smart bevangen

en met tranen langs haar wangen

waar haar zoon gekruisigd hing

en het was haar in haar lijden

of een zwaard haar kwam doorsnijden

dat dwars door het hart heen ging.

Hij belt zijn vriend Herman Finkers. Hij is zo geraakt door dat intieme, kwetsbare beeld van een moeder met haar vermoorde zoon, dat hij Goede Vrijdag dat jaar niet zomaar aan zich voorbij kan laten gaan. Wilmink houdt voor enkele intimi een goedevrijdagpreek waar Finkers diep ontroerd van zegt: ‘Die middag werd de oprechtste lijdensmeditatie die ik ooit heb meegemaakt. Willem zat achter een tafeltje met zijn boeken en leesbril en vloog van Reves ‘Dagsluiting’ naar Sint Brandaan en via de Javastraat en Carmiggelt terug naar Maria onder het kruis. Het was niet alleen allemaal even boeiend en geïnspireerd, het was ook een verademing een Kruisweg te horen die nu eens helemaal vrij was van de geroutineerde halfzachtheid die je zo vaak in kerken aantreft.’

Na afloop zegt Wilmink in tranen – en vloekend – tegen Finkers dat hij katholiek is. ‘Als mijn socialistische vader daar achter komt …’

Elsbeth Etty lijkt op dit punt haar opmerking over religie als ‘tijdelijke bevlieging’ alweer vergeten. Ze vermeldt deze feiten zonder veel omhaal.

Sinds die Goede Vrijdag noemt Finkers hem ‘een ongedoopte katholiek’. Finkers vroeg Wilmink waarom hij zich niet liet dopen.

Wilmink antwoordde dat in de Brandaan en in de Bijbel staat: ‘Gedoopten worden hierboven strenger beoordeeld dan ongedoopten, want de laatsten weten niet beter. En daarom word ik niet katholiek.’

Katholieker, stelt Finkers vast, kun je niet worden. ¦

naar aanleiding van

In de man zit nog een ­jongen. Willem Wilmink, de biografie

Elsbeth Etty. Uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2019. 552 blz. € 34,99

Mail de redactie
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.
Afbeelding

Keizer zonder kleren. De ambities van de Hohenzollerns waren torenhoog, maar hielpen ze Hitler in het zadel?

Tien jaar is hij nu, de achterachterachterkleinzoon van de laatste Duitse keizer Wilhelm II. Zijn Hohenzollern-dynastie hield tot 9 maart vast aan enorme claims. Historicus Stephan Malinowski werd ongewild partij.

Afbeelding

In Israël gebeurde iets wat de rest van zijn leven zou tekenen. 'Ik denk er nog elke dag aan.'

Hij is bevriend met de Dalai Lama en verkeert op goede voet met paus Franciscus. Net zo makkelijk houdt hij een spreekbeurt voor de klas: rabbijn Awraham Soetendorp. 80 jaar werd hij. 'Het beste moet nog komen.'

Afbeelding

In alle pijn en ellende van dit bestaan zijn er volgens Philip Yancey soms glimpjes goedheid op te merken

Philip Yancey schetst in Lichtval een eerlijk beeld van zijn schrijnende jeugd. Het verklaart ook waarom twee hoofdthema's – genade en lijden – uit het werk van de christelijke schrijver hem zo na aan het hart liggen.

Afbeelding

Voorbereid op de komst van een kleintje

Soms verschijnen er van die prentenboeken waarbij alleen het bekijken van de kaft je al vrolijk maakt. Ukkie en kleine Pukkie is er zo eentje.

Afbeelding

Geen goed nieuws voor pooldieren

Leonard Boekee won in 2021 met Saga, zijn mooi vormgegeven boek over orka's, de prijs van de christelijke kinderjury. De wonderlijke onderwaterwereld van deze bijzondere dieren in het koude Noordpoolgebied raakte een gevoelige snaar bij veel kinderen.

Afbeelding

Levensecht verhaal van de Watersnoodramp

Het is inmiddels zeventig jaar geleden, maar voelt voor veel getroffenen nog als de dag van gisteren: de Watersnoodramp van 1953. Willemijn de Weerd sprak een aantal mensen die de ramp overleefden en verwerkte de indrukwekkende verhalen in het jeugdboek Alleen maar zee.