Luister naar

Schrijver Benno Barnard strijdt vanuit Engeland voor beschaving. ‘Onze samenleving is gepsychologiseerd’

Interview
Deze week verscheen Afscheid van de handkus, het nieuwe boek van Benno Barnard (1954). Het is een literaire rollade die van sappigheid bijna uit haar korst knapt. Hoog tijd om aan te schuiven bij deze levenslustige intellectueel thuis, aan de keukentafel. Barnard is een anglicaanse landjonker in het diepst van zijn gedachten.
Hilbrand Rozema Hilbrand Rozema
dinsdag 7 februari 2023 om 09:45 aangepast 26 maart 2024 21:44
Schrijver Benno Barnard blijft vanuit zijn geliefde Zuidwest-Engeland strijden tegen het verval van de beschaving.
Schrijver Benno Barnard blijft vanuit zijn geliefde Zuidwest-Engeland strijden tegen het verval van de beschaving. beeld Carlotta Cardana

‘Vergeet niet te bukken!’, klinkt het geregeld. Geen overbodige waarschuwing, want de oude balken hangen laag. Het John & Mary West House is dan ook een historisch pand uit 1665, het eerste jaar van de pestepidemie. Je stoot hier je hoofd aan de geschiedenis, dit huis tocht en kiert van historisch besef, je moet bukken en kruipen om van de ene naar de andere ruimte te komen. Het is dus oppassen. Alsof dat nog niet genoeg is, is er ook een keer een huisspook gezien. Maar de nachtrust was diep, mede dankzij de warme kruik die Barnards echtgenote Deanne me meegaf. 

Het doek gaat op, de bloemetjesgordijnen van mijn slaapkamer onthullen een oer-Engels uitzicht, op het dorpje Brede. Aan de overkant staat een scheve, rode telefooncel. Daarnaast staat de middeleeuwse kerk. Anglicaans, natuurlijk - de kerk waartoe Barnard zich wendde in de late jaren negentig, tot ‘beleefd afgrijzen’ van vrienden. Die kerk speelt een sleutelrol in zijn geloofsbeleving. Een beleving die is gedrenkt in het mythische en symbolische, zo zal later, in de loop van de dag, nog overvloedig blijken. 

Wie is toch de maker van dat springerige, strijdbare oeuvre vol scherpte, warme herinneringen, anekdotes, vlammende tijdredes en historische uitstapjes? Al geruime tijd ben ik nieuwsgierig naar deze auteur, die met montere irritatie verslag doet van het verval van onze beschaving. Als medicijn beveelt hij forse porties Downton Abbey aan, vermengd met historisch besef en stijlvaste liturgie. Door in zijn huis te logeren, hoop ik hem van zeer nabij te kunnen bespieden en te noteren wat er uit zijn mond valt. 

Benno Barnard is 68 en woont sinds 2015 in Sussex, op het Engelse platteland, samen met de van oorsprong Amerikaanse Deanne, zij is nu 37 jaar zijn echtgenote. Verder zijn er twee honden, Roffel en Sammie, en soms kamerhuurders (Airbnb). Hun zoon Christopher woont in de VS, jong getrouwd. Hun dochter Anna is in 2016 in de Verenigde Staten omgekomen bij een auto-ongeluk. Zij is begraven naast de kerk, tegenover het huis van de Barnards. 

‘Hier in Engeland heb ik voor het eerst in mijn leven het idee teruggevonden van een gemeenschapsleven.’

Hij werkt gestaag door aan een veelzijdig, bekroond oeuvre van gedichten, essays, toneel, vertalingen en dagboeken. Zijn vader Willem Barnard (1920-2010), theoloog en dichter, zette hem al jong op dat spoor: ‘Jongen, jij moet een dagboek gaan bijhouden’. Dat was in het Gelderse dorpje Rozendaal, waar de schrijver als kind verknocht raakte aan de naglans van een verdwijnende wereld, de sfeer van feodaal platteland met rang en stand, waar de baron hem, het zoontje van de dominee, cadeautjes gaf. Het was Downton Abbey in Gelderland. 

De Kanaaltunnel is bij deze poging de schrijver te benaderen, het magische konijnenhol uit Alice in Wonderland, dat leidt naar Barnardshire, zo noemt hij zijn domein graag. Barnard bezit een eerste druk van dat klassieke kinderboek en ook van C.S. Lewis’ Narnia-cyclus. Tijdreizen, parallelle werelden, kinderen van nu die de geschiedenis ‘live’ meemaken, in Engelse jeugdboeken komen deze verschijnselen veelvuldig voor. Het inspireert hem, zijn nieuwe boek is een ode aan tijdreizen en mythisch denken. 

Het leven van de ‘zoon van’ lijkt zo op het eerste gezicht een vat vol tegenstellingen. Ga maar na: een linkse conservatief, kerkganger maar soms ook atheïst, romanticus met een hekel aan vals sentiment, een voetballiefhebber die het oude Habsburgse Midden-Europa koestert: een deel van de wereld dat zijn Amerikaanse schoonfamilie niet weet te liggen. Je zou hem op de divan willen leggen, voor een psychoanalyse à la Freud. Maar dat gaat niet, hij heeft een hekel aan therapie. ‘Onze samenleving is volledig doorgetherapeutiseerd en gepsychologiseerd!’, zegt hij spottend. ‘We gaan daaraan ten onder, het levert ruggengraten op van rubber.’ Dan liever wat stiff upper lip. ‘Engeland leert ons omgaan met onze tranen.’ 

stijlvolle omgangsvormen

‘Ik ben een Engelsman met Nederlandse wortels’, zegt de gastheer, als hij rond de klok van tien uur opduikt. Echtgenote Deanne is dan al urenlang op. Zij werkt voor de Europese Unie in Brussel en levert een belangrijk aandeel in het financieel drijvend houden van dit huis. Want van schrijven word je zelden rijk, hoe onrechtvaardig dat ook is. Barnard ontvangt maandelijks een kleine duizend euro zelfstandigenpensioen.

De keuken vult zich al snel met de geur van koffie en onschuldig echtelijk gekibbel. Geduld is niet Barnards sterkste eigenschap. Wat dan wel? ‘Volharding, taai doorwerken.’ Hij is een nachtdier, net als de das, en werkt graag in de kleine uurtjes. Maar niet als een eenzaam genie. Achter zijn gepeperde ponteneur verbergt zich gastvrijheid, hij laaft zich aan ontmoeting en gesprek. En hij is diep geworteld in dit land; hij is hier thuisgekomen.

‘Ik ben hier meestal nagenoeg helemaal niemand. En dat is weldadig.’

‘Hier in Engeland heb ik voor het eerst in mijn leven het idee teruggevonden van een gemeenschapsleven, zoals ik dat kende uit Gelderland. Mijn vrouw zei: voor het eerst sinds je kindertijd woon je in een huis waar je werkelijk van houdt. Er loopt een duidelijke lijn van die grote, oude pastorie in Rozendaal, waar mijn vader dominee was, naar dit huis. Ik ben het levende bewijs dat ook een gelukkige jeugd een goudmijn kan zijn voor een schrijver. Mijn ouders waren, voordat wij in Rozendaal neerstreken, al een tijdje met ons in Engeland gaan wonen, omdat zij vreesden voor een nieuwe wereldoorlog. Ik heb daardoor als peuter tegelijk Nederlands en Engels leren praten. Later, als student in Plymouth, haalde ik hier mijn rijbewijs en leerde dus al direct links rijden.’  

Stijve Engelsen, afstandelijkheid? Vergeet het. ‘Het sociale leven is uiterst positief, gezellig, aangenaam. Al op dag twee kondigden de buren een welkomstfeestje aan. Stonden daar vijftig dorpelingen ons op te wachten! Ik beschrijf de paradijselijke teaparties hier, met spontane samenzang na.’ Excentrieke, kleurrijke types passeren de revue, zoals buurman John, een typisch Engelse vrijgezel; hij leest Harry Potter uitsluitend in het Latijn en zingt graag Schubert-liederen in het Duits. 

tijdreizen in kinderboeken

Sussex heeft iets mythisch, sprookjesachtigs. De ouderdom van de gebouwen en landschappen maken je prettig betrekkelijk: je bent zichtbaar opgenomen in het Grote Boek van de Geschiedenis. ‘In de Engelse jeugdboeken die ik erfde van mijn vader speelt tijdreizen een grote rol. Het idee dat er meerdere dimensies naast elkaar bestaan, dat je terecht kunt komen in parallelle werelden en tijden kunt vervlechten, keert steeds terug. Ik denk dat dat besef van gelijktijdigheid in oorsprong Keltisch en voorchristelijk is.’ Veruit favoriet zijn bij hem The Ship That Flew (Het schip dat vloog) van Hilda Lewis uit 1939 en Two Gold Dolphins (Twee Gouden Dolfijnen) van Elisabeth Beresford, 1961). In dat laatste boek vinden kinderen een scherf van een Romeins mozaïek, wat leidt tot een ontmoeting met de Romeinse huiseigenaar van toen.  

(tekst gaat verder onder afbeelding)Schrijver Benno Barnard blijft vanuit zijn geliefde Zuidwest-Engeland strijden tegen het verval van de beschaving. - beeld Carlotta Cardana

U bent nu volkomen thuis in dit land, dat doet denken aan uw kindertijd. Maar zijn er ook nadelen? Is het niet lastig of eenzaam om schrijver te zijn in een ander taalgebied? 

‘Nee, integendeel. Ik ben hier meestal nagenoeg helemaal niemand. En dat is weldadig. Hier wonen en werken, betekent voor mij een prachtige balans tussen de noodzakelijke rust en gewenste eenzaamheid én een warm sociaal leven. Het is prettig dat men hier mijn grappen begrijpt. In Vlaanderen stuitte ik op een gebrek aan ironie en relativering, ook ín de taal zelf. En daar werd ik geregeld voor arrogante Hollander versleten.’

Arrogantie? ‘Op één punt ben ik wel ietwat hoogmoedig. Ik kan niet tegen domheid. Let wel, mijn ergernis geldt alleen hoogopgeleiden, dus zij die beter kúnnen weten. Engelsen weten wel erg weinig van de wereld, geografische kennis ontbreekt. Hoe hebben ze ooit hun eigen empire gevonden, vraag ik me af. Maar hun vanzelfsprekende, overmatige zelfvertrouwen schept tegelijk ruimte, voor zelfspot en humor. Vlaanderen is daarvoor te onzeker. De Belgen lieten mij altijd fijntjes weten dat ik een Nederlands paspoort heb, maar hier doet niemand dat. In het nationalisme in Schotland herken ik veel van de irrationele wrok van Vlaanderen. Historische wrok blijft lang jeuken. Maar historisch verlangen heeft gelukkig ook een lange adem en een sterk geheugen. Zie de Oekraïners, die koste wat kost bij Europa willen horen.’ 

geworteld zijn

‘Je moet eerst een provinciaal zijn, ergens echt geworteld zijn en dán pas kun je een kosmopolitische wereldburger worden. Die uitspraak is niet in de eerste plaats politiek bedoeld, het geldt voor ons persoonlijk, het is gewoon goed voor je hart en ziel. Naast mijn werk ben ik een geweldig sociaal gericht wezen, net als mijn vader Willem dat was. Ook hij hield van voetbal. Ik sloeg op zaterdagen geen wedstrijd van Christopher over. Op die dagen kwam ik altijd in direct contact met andere sociale klassen. 

‘In zekere zin betreed ik de kerk altijd als ongelovige, de kans lopend er als gelovige weer uit te komen.’

Dat past mij ook, als kleinzoon van een herenkapper uit Rotterdam, die door de crisis in de jaren dertig failliet ging. En mijn oudoom Dirk was een ambachtsman die nog houten wenteltrappen kon maken. Dat probeer ik nu al schrijvend: houten wenteltrappen bouwen. Ik ben een sociaaldemocraat van de volksverheffing. Het probleem is, dat de arbeidersklasse door links niet aan het lezen en studeren is gebracht, maar slechts aan het consumeren.’

Dit is alweer het derde deel van een langlopende reeks dagboeken. Maar hier doet u iets nieuws: het dagboek mondt uit in een spannend verhaal, geschreven in de sfeer van de tijdreis, als een kinderboek voor volwassenen. Waarom?

‘Door beide werken te combineren, blijkt dat fictie en non-fictie, heden en verleden, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Mijn dagboek eindigt nu met de huidige oorlog in Oekraïne. En de roman die erop volgt, spiegelt dat, met de oorlog van honderd jaar terug, toen Oostenrijk-Hongarije uiteenviel. Het dagboek bestrijkt mijn ervaringen, maar gaat zeker niet alleen over mij. Eigenlijk moet je het lezen als een roman, want het gaat over de tijden waarin we leven. Ik wil begrijpen op welke manier Europa het product is van zijn verleden.’ 

Zinnen, beelden en ervaringen uit het dagboek keren terug in de roman, zodat de lezer een inkijk krijgt in de smidse van de schrijver, een blik onder zijn hersenpan. ‘Mijn zoon Christopher zei: het dagboek is een anagram van de roman.’ In beide delen vervlecht hij heden en verleden, soms met een sneer naar de actualiteit en de domheid van moderne trends. 

‘Maar te veel actualiteit, debat en politiek leidt me maar af van mijn hoofdwerk. Mijn uitgever zei: schrijf nu eens alles op wat je je nog herinnert. Dat heb ik gedaan. Het liefste wijd ik me juist ook daaraan: aan het oproepen van een verdwenen wereld, het Habsburgse Rijk, een beschaving die weliswaar op macht was gebouwd, maar in elk geval stijlvolle omgangsvormen kende. Zo eer ik de generaties voor ons. De etiquette is de kleine ethiek, zei mijn moeder Tini van Malde vaak. Juist in het kleine, sierlijke gebaar schuilt het grotere.’

U zegt weleens dat het boek vrijwel altijd meer weet dan de schrijver. Wat bedoelt u daarmee? 

‘Je moet nooit precies weten waar je heen wilt als je gaat schrijven. Dat schept ruimte. De handkus drukt bij uitstek een verdwenen levensstijl uit, met hoffelijke omgangsvormen. En het zijn de vormen die de inhoud voortbrengen, dat geldt in de cultuur, de beschaving en de religie. Als je een beter mens wilt zijn, helpt het om te doen alsof je het al bent. Maar ik ontdekte pas naderhand dat in dit hele boek, vooral het romangedeelte, handen zo’n belangrijke rol spelen. Zo was Gavrilo Princip, de moordenaar van de aartshertog die Frans-Joseph zou opvolgen, lid van de Bende van de Zwarte Hand. Ik was me die grote symbolische rol van handen niet bewust.’ 

(tekst gaat verder onder afbeelding)‘Je moet eerst een provinciaal zijn, ergens echt geworteld zijn en dán pas kun je een kosmopolitische wereldburger worden.’ - beeld Carlotta Cardana

Anglicaanse dorpskerk

Dit laten we even bezinken. Bovendien, de honden moeten er nodig uit. We steken de straat over, naar de kerk. Die ligt op de rand van een oogstrelende vallei, een vroegere zeearm en mogelijk de plek waar de veroveraars uit Normandië in 1066 Engeland kwamen innemen. 

Komt hij dagelijks in dit kerkje? ‘Nee, daarvoor ben ik te sceptisch. De vorm creëert voor mij de geloofsinhoud. Zoals het huwelijk het geluk schept: dat wórdt waar, als je ervoor kiest. De vraag of God bestaat, vind ik ook niet interessant. Wat mij wel boeit, is het kruispunt waar de lijnen samenkomen van schoonheid, cultuur, ethiek, gedrag en samenleven en wat dat in je teweegbrengt. 

‘Ik wantrouw een positief mensbeeld. Ik houd het maar bij het calvinistische woord dat de mens geneigd is tot alle kwaad’

Naar de kerk gaan is wel een manier gebleken om te leven met de dood van een kind. In mijn dagboek beschrijf ik dat mijn dochter Anna mijn zoon Christopher aan mijn huidige schoondochter Hayley heeft voorgesteld. Dat feit ervaar ik als mythisch. Onze zoon ontmoette zijn latere bruid dus dankzij en via zijn zus Anna, in het jaar voor zij omkwam bij een verkeersongeluk. 

Het mythische daarin is voor mij, dat het is alsof het ene kind naar ons toe werd gestuurd door het andere. Zo ervaar ik het. Leef zo, dat je betekenis verleent aan je leven, zei Nietzsche. Dat is het mythische levensgevoel. Ik heb het als schrijver nodig de wereld zo te ervaren, in een grote samenhang.’ 

Hoe zou u zichzelf omschrijven? Als gelovige, als zoeker, als christelijke atheïst? 

‘In zekere zin betreed ik de kerk altijd als ongelovige, de kans lopend er als gelovige weer uit te komen. Mijn vader zei: ‘Je komt er met lege handen. Je gaat niet naar de kerk omdát je gelooft, maar óm er te geloven.’ Je komt niet om beloond te worden voor je vroomheid, maar om er iets te ontvangen. Alleen de liturgie zou voor mij al genoeg zijn. De preek kan ik zelf wel bedenken.’ 

Die preek zou dan, wat hem betreft, altijd naar de grondtalen gaan, het Oude Testament, de Joodse wortels. ‘Mijn vader leerde mij dat Mozes ‘zoon van’ betekent; het gaat dus om een man die op zoek is naar zijn vader. Kijk, dat soort kennis vind ik interessant. Maar frustrerend genoeg hoor je er amper over.’ 

Waar je wél veel over hoort, ook in de kerk: woke, genderneutrale voornaamwoorden, gelijkheidsdenken, excuses voor het verleden. ‘Geen misverstand, ik haat onrecht. Maar al die identiteitskwesties zijn narcistisch. Het helpt niet als alles ideologisch wordt gemaakt, tot en met je maaltijd, je eetlust. Ik wantrouw een positief mensbeeld. Ik houd het maar bij het calvinistische woord dat de mens geneigd is tot alle kwaad. De geschiedenis van Europa wijst daar ook op, zacht uitgedrukt.’ 

cultuurchristendom

Een oude kerk in stappen is voor Barnard een dronk uit de bronnen van de Europese cultuur. ‘Ik schuw het woord cultuurchristendom niet. Wie zou ik zijn zonder de koralen van Bach, de kathedralen, de Bergrede? Maar ook: zonder de grottekeningen, de Griekse bacchanalen of Picasso? Dat alles samen maakt mij tot een Europeaan. En als gevolg daarvan misschien: gelovige. De grondslagen van onze cultuur vallen samen met het christendom. De inhoud wordt, ook hier weer, geleverd door de vorm. En ook de Grieken en het heidendom lopen door tot in ons en ons heden. Ook de lust van bacchanalen, faunen en nimfen is onderdeel van wie ik ben. 

‘Religie is niet ongevaarlijk. Maar schaf het áf en je zit met een land vol seculiere dominees.’

Mijn vader zei al: ‘Vergeet nooit, Eros is een hooggeplaatste engel.’ Ik denk aan de theoloog Heiko Miskotte, die na een wandeling op de Veluwse heide bij maanlicht jubelde: ‘Ik ben een heiden geworden!’ Het christendom heeft die aardsheid nodig. Anders wordt het moraliserend, brengt het seks-angstige mensen voort. Veel vroomheid is quasi-onschokbaar. Alsof je het als mens allemaal zo goed weet. Ik ben, denk ik, wel de minst vrome christen in het Nederlandse taalgebied. Maar ik ben nergens zo kritisch over als over de dingen waar ik om geef. En als ik íéts vreselijk vind, is het wel humorloosheid, gedram, gebrek aan zelfspot. 

Religie is niet ongevaarlijk. Maar schaf het áf en je zit met een land vol seculiere dominees. Tegelijk zeg ik: de christen die niet kan verdragen dat het christendom er van buitenaf krankzinnig uitziet, maakt een grote fout. Het geloof ontleent juist zijn kracht aan die gekte, die onmogelijke vreemdheid. Als Jezus werkelijk Gods Zoon is, kun je Hem ook niet werkelijk beledigen. 

En voor de rest houd ik het bij de onschuld en eenvoud van ons eigen dorpskerkje en bij een handvol gekoesterde hymns, ‘Er is een land van louter licht’, of ‘Jerusalem’, het onofficiële volkslied waarin William Blake zich afvraagt of Jezus’ voeten het groene Engelse landschap hebben beroerd. De mooiste zin van alle Engelse hymns vind ik ‘Behind a frowning Providence, He hides a smiling face.’ Achter een sombere voorzienigheidsfrons, verbergt Hij de glimlach op zijn gelaat.’

beproefde rituelen

De rouwdienst hier in de dorpskerk, bij de terugkeer en bijzetting van dochter Anna in Brede, was de Barnards tot grote steun. Voor het eerst stokt de Barnardiaanse woorden- en gedachtestroom. ‘Kijk … je kunt hoogopgeleid zijn en vier talen spreken en niet dom zijn. Enzovoort. Maar dan gaat je dochter dood … begrijp je?’ 

Beproefde rituelen zijn belangrijk geworden, houvast, in een leven vol breukmomenten. ‘In mijn leven is alles meer dan eens helemaal veranderd. Als jongeman verzette ik me tegen de burgerlijkheid, die ik vandaag de dag juist omhels en koester. Ik werd op mijn 43e vader. En de keuze om onze dochter Anna uit India te adopteren, ze was toen vier, was een enorme verandering. En toen kwam haar plotse dood, kort nadat ze ging studeren in Amerika, waar familie woont. 

Niets heeft zo veel in mijn leven teweeggebracht als de geboorte van mijn zoon en de dood van mijn dochter. En soms komt het verdriet ineens over me heen. Dan voelt het nog zo rauw en vers. In feite ben ik daar blij mee. Het is voor mij een eerbetoon aan haar.’ Dat, en het geregeld aansteken van kaarsjes in de donkere kerk. ‘Al die kaarsjes samen vormen een guirlande van licht door de tijd heen.’ Het doet me denken aan een, herhaalde, uitspraak van Barnard in zijn nieuwe boek, Afscheid van de handkus: ‘We zijn wat we kwijt zijn - tot er een wonderrabbi opstaat die de rivier van de tijd gebiedt de andere kant op te stromen.’ 

(tekst gaat verder onder afbeelding)

 

De schrijver op zijn werkkamer, in het gezelschap van zijn hond Sammie.  - beeld nd

schrijfbureau

Weer thuis, terug in het jaar 1665, weet ik me op een onbewaakt moment even achter zijn schrijfbureautje te vouwen. Daardoor ontdek ik dat Barnard schrijft met een straalkachel tegen de knieën. Het is weldadig warm, maar alleen aan je voorkant. Hier, in deze ruimte, in het bijzijn van de honden, achter deze laptop en aan dit bureau, ontstonden tijdsdocumenten, de geprezen dichtbundel Het trouwservies en literaire reisverhalen. Dit is zijn logische, Engelse heimat, na omzwervingen tot aan de randen van het Nederlandse taalgebied; de Barnards woonden eerder pal op de taalgrens met Wallonië. 

Benno Barnard kreeg de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs toegekend, de Geertjan Lubberhuizenprijs, de Busken Huetprijs en de Frans Kellendonkprijs. Tegelijk is het uitblijven van een grote oeuvreprijs een teer punt, laat hij zich ontvallen, met typerende eerlijkheid. ‘Maar ik schrijf niet voor mijn tijdgenoten, denk ik dan maar. Ik schrijf voor de toekomst.’ 

Die avond in de pub, The Red Lion en later aan de keukentafel blijkt dit dorpje een warm bad. Barnard geniet ervan, hier nagenoeg helemaal niemand te zijn. Als ik zijn Britse vrienden Gary, Duncan en John vraag naar zijn werk als bekende Nederlandse schrijver, schieten ze in de lach. ‘Ja, wij hebben wel gehoord dat hij schrijver is. Maar dat zal best! Dat geloven wij niet, hoor!’ Het zet de deur op een kier naar de mogelijkheid dat Benno Barnard een mythe is. 

Mail de redactie
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.
Dominee J.H. Zelle ging zijn eigen gang. Hij toonde weinig respect voor kerkelijke vergaderingen en werd geregeld betrapt op leugens en halve waarheden.

Deze gereformeerde preektijger was een raadselachtige zonderling. 'Door de week een sloeber'

Geen dominee kon zo bulderen als de gereformeerde preektijger Johannes Zelle. Maar zijn excentrieke levensstijl bezorgde collega-predikanten kopzorgen. ‘Mensen willen mij. Het is allemaal sensatie.’

‘De bezorgdheid om mijn kinderen was een tijd extreem. Echt niemand is te vertrouwen, dacht ik.'

Waarom kijken we zo vaak weg bij kindermisbruik? Rinke Verkerk: 'Die houding maakte me kwaad'

Gemiddeld zit in elke basisschoolklas een kind dat misbruikt is. Hoe komt het dat de omgeving zo vaak wegkijkt? Rinke Verkerk raakte gefascineerd door die vraag. 'We laten niet tot ons doordringen dat overal daders wonen.'

Frans Willem Verbaas schreef een boek over Suster Bertken. 'Net als Suster Bertken voel ik me aan de rand van de wereld staan.'

Suster Bertken zat 57 jaar vrijwillig opgesloten. 'Ik ben van haar gaan houden, in al haar vreemdheid'

Wat bezielt een jonge vrouw om zich te laten opsluiten in een cel – niet voor even, maar tot haar dood? Schrijver en dominee Frans Willem Verbaas zoekt het uit in zijn roman over de vijftiende-eeuwse Suster Bertken.

Govert Buijs: 'De originaliteit, diepgang en kwaliteit van Goudzwaard’s analyse is nog steeds verbluffend.'

Govert Buijs weet niet of hij christen was gebleven zonder dit boek: 'Het was bevrijdend'

Govert Buijs, hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit, stuitert van enthousiasme als hij vertelt over het boek dat zijn leven veranderde. Hij werd gegrepen door Bob Goudzwaards analyse van de moderne samenleving.

Directeur Anne van Olst van de Evangelische Hogeschool.

'Die Bijbel, klopt die wel?' Anne van Olst over C.S Lewis en het probleem van het lijden in de wereld

Er zijn van die boeken die je nooit meer vergeet. Directeur Anne van Olst van de Evangelische Hogeschool, waar studenten zich in een tussenjaar bezinnen op hun toekomst, herinnert zich Het probleem van het lijden.

Oscar van den Boogaard: 'Ik zag Bernhard als een figuurtje dat geen verbinding had met de wereld. Iemand die door-en-door een rol speelt.'

'In de ogen van de Oranjes besta ik niet.' Oscar van den Boogaard is een zoon van prins Bernhard

Hoe is het om een zoon te zijn van prins Bernhard? Oscar van den Boogaard ontvouwde zijn schrijnende familiehistorie in drie boeken. ‘Ik ben nu thuisgekomen bij mezelf en in mijn eigen leven.’