Dat David Hume als atheïst bekend stond, vond hijzelf niet helemaal terecht
David Hume (1711-1776) was nog niet eens begraven toen allerlei sterfbedverhalen al de ronde deden. Volgens de een zou hij zich op zijn sterfbed tot het christelijk geloof bekeerd hebben, volgens de ander zou hij in zijn laatste dagen een jong meisje hebben ingehuurd om voor hem dagelijks het Onze Vader te herhalen. En volgens weer anderen zou Hume in doodsangst en in diepe geestelijke duisternis zijn heengegaan.
Want David Hume was niet alleen filosoof, historicus en staatsman maar ook een ongelovige. Het wilde er bij zijn tijdgenoten niet in dat een atheïst rustig zou sterven. Toch was dat het geval. Hume stierf, net als zijn moeder, aan kanker. Hij leed onder de ziekte, maar hij schikte zich in zijn lot en stierf vredig en zonder al te veel pijn.
Bij de begrafenis op 29 augustus 1776 regende het. Er was een grote menigte aanwezig, die ongerust toekeek. Ze waren op alles beducht, van opstootjes en rellen tot bovennatuurlijke ingrepen.
Hume was in zijn jeugd door de geschriften van John Locke een Samuel Clarke van zijn geloof gevallen. Het was gewoon gebeurd, en volgens de recent verschenen biografie van Ton Vink – de eerste grote biog..
Meld u aan voor onze nieuwsbrief en lees dit artikel gratis
Bij het aanmelden gaat u akkoord met onze privacyverklaring en de algemene voorwaarden .